Voordelen:
Culturele autonomie
Elke republiek had ruimte om eigen taal, cultuur en onderwijsbeleid te behouden (bijv. Slovenië en Macedonië).
Gelijke vertegenwoordiging
In theorie hadden alle republieken een stem in het federale bestuur, wat samenwerking tussen verschillende bevolkingsgroepen moest bevorderen.
Sterke centrale leider (Tito)
Onder Tito bleef het land relatief stabiel en onafhankelijk van zowel het Westen als de Sovjet-Unie.
Economische samenwerking
De federatie maakte economische samenwerking mogelijk tussen regio’s met verschillende hulpbronnen en industrieën.
Nadelen
Nationale spanningen onderdrukt, niet opgelost
Onder Tito werden conflicten tussen etnische groepen onderdrukt, maar niet echt aangepakt. Na zijn dood kwamen deze spanningen snel naar boven.
Ongelijke economische ontwikkeling
Slovenië en Kroatië waren economisch sterker dan bijvoorbeeld Kosovo of Bosnië, wat leidde tot frustratie en onvrede.
Complex bestuurssysteem
De verdeling van macht tussen federale en republikeinse niveaus leidde tot bureaucratie en trage besluitvorming.
Identiteit
De sterke regionale identiteiten en het gebrek aan nationale eenheid botsten met elkaar.