19+20 - woordsoorten

Wat zijn lidwoorden?
A
de, het , een
B
slimme, mooie, rode
C
fiets, boek, volleybal
D
lopen, werken, denken
1 / 56
next
Slide 1: Quiz
NederlandsMiddelbare schoolvmbo tLeerjaar 1

This lesson contains 56 slides, with interactive quizzes and text slides.

Items in this lesson

Wat zijn lidwoorden?
A
de, het , een
B
slimme, mooie, rode
C
fiets, boek, volleybal
D
lopen, werken, denken

Slide 1 - Quiz

Pak je spullen

Slide 2 - Slide

Slide 3 - Slide

Wat is een lidwoord?
A
De
B
Geluk
C
Prijs
D
verkoper

Slide 4 - Quiz

Wat is een zelfstandig naamwoord?
A
mensen, planten, dieren, dingen
B
mensen, planten, dieren, lidwoorden
C
mensen en dieren
D
mensen, lidwoorden

Slide 5 - Quiz

Wat zijn zelfstandig naamwoorden?
A
de, het, een
B
rood, groen, geel
C
fiets, koe, paard

Slide 6 - Quiz

'mooi ' en 'lelijk' zijn bijvoeglijk naamwoorden. Een bijvoeglijk naamwoord zegt iets over
A
een zelfstandig naamwoord
B
een werkwoord

Slide 7 - Quiz


Wat zijn de bijvoeglijke naamwoorden?
A
zonnige
B
dag
C
zonnige , leren
D
leren

Slide 8 - Quiz

Actie!
Lees de theorie op bladzijde 1
Maak daarna opdracht 1

Klaar? Help je buur!

Slide 9 - Slide

Opdracht 1

Slide 10 - Slide

Slide 11 - Slide

Slide 12 - Slide

Slide 13 - Slide

Actie!
Lees de theorie op bladzijde 2
Maak daarna opdracht 2

Klaar? Help je buur!

Slide 14 - Slide

Opdracht 2

Slide 15 - Slide

Slide 16 - Slide

Actie!
Lees de theorie op bladzijde 3
Maak daarna opdracht 3, 4 en 5

Klaar? Help je buur!

Slide 17 - Slide

Opdracht 3

Slide 18 - Slide

Opdracht 4

Slide 19 - Slide

Opdracht 5

Slide 20 - Slide

Slide 21 - Slide

Actie!
Lees de theorie op bladzijde 5
Maak daarna opdracht 6+7

Klaar? Help je buur!

Slide 22 - Slide

Opdracht 6

Slide 23 - Slide

Slide 24 - Slide

Actie!
Lees de theorie op bladzijde 7
Maak daarna opdracht 9+10

Klaar? Maak opdracht 11

Slide 25 - Slide

Opdracht 9

Slide 26 - Slide

Opdracht 10

Slide 27 - Slide

Benoem het onderstreepte woord.

Het wil maar niet lukken.
_________
A
lidwoord
B
zelfstandig naamwoord
C
werkwoord
D
geen van deze woordsoorten

Slide 28 - Quiz

Wat voor soort woord is de in:

In de zomer kan de temperatuur in Dubai oplopen tot 45 graden.
__
__
A
lidwoord
B
zelfstandig naamwoord
C
werkwoord
D
andere woordsoort

Slide 29 - Quiz

Wat voor soort woord is dag in:

Op deze zonnige dag heb ik mijn regenpak niet nodig
___
___
A
lidwoord
B
zelfstandig naamwoord
C
werkwoord
D
andere woordsoort

Slide 30 - Quiz

Wat voor soort woord is heb in:

Op deze zonnige dag heb ik mijn regenpak niet nodig
___
___
A
lidwoord
B
zelfstandig naamwoord
C
werkwoord
D
andere woordsoort

Slide 31 - Quiz

Wat voor soort woord is regenpak in:

Op deze zonnige dag heb ik mijn regenpak niet nodig
_________
________
A
lidwoord
B
zelfstandig naamwoord
C
werkwoord
D
andere woordsoort

Slide 32 - Quiz

Wat zijn voorzetsels?
A
de, het, een
B
op, vanwege, met
C
mooi, klein, blauw
D
negen, twee derde, weinig

Slide 33 - Quiz


Een voorzetsel...
A
geeft plaats, tijd of reden/oorzaak aan
B
staat altijd aan het begin van de zin
C
zet je voor een zelfstandig naamwoord
D
wijst een werkwoord aan

Slide 34 - Quiz

Pak je spullen

Slide 35 - Slide

Slide 36 - Slide

Benoem het onderstreepte woord.

Het wil maar niet lukken.
_________
A
lidwoord
B
zelfstandig naamwoord
C
werkwoord
D
geen van deze woordsoorten

Slide 37 - Quiz

Wat voor soort woord is de in:

In de zomer kan de temperatuur in Dubai oplopen tot 45 graden.
__
__
A
lidwoord
B
zelfstandig naamwoord
C
werkwoord
D
andere woordsoort

Slide 38 - Quiz

Wat voor soort woord is dag in:

Op deze zonnige dag heb ik mijn regenpak niet nodig
___
___
A
lidwoord
B
zelfstandig naamwoord
C
werkwoord
D
andere woordsoort

Slide 39 - Quiz

Wat voor soort woord is heb in:

Op deze zonnige dag heb ik mijn regenpak niet nodig
___
___
A
lidwoord
B
zelfstandig naamwoord
C
werkwoord
D
andere woordsoort

Slide 40 - Quiz

Wat voor soort woord is regenpak in:

Op deze zonnige dag heb ik mijn regenpak niet nodig
_________
________
A
lidwoord
B
zelfstandig naamwoord
C
werkwoord
D
andere woordsoort

Slide 41 - Quiz

Slide 42 - Slide

Slide 43 - Slide

Slide 44 - Slide

Slide 45 - Slide

Slide 46 - Slide

Slide 47 - Slide

Actie!
Lees de theorie op bladzijde 10
Maak daarna opdracht 12

Klaar? Help je buur!

Slide 48 - Slide

Opdracht 12

Slide 49 - Slide

Slide 50 - Slide

Slide 51 - Slide

Actie!
Lees de theorie op bladzijde 12
Maak daarna opdracht 13+14

Klaar? Maak opdracht 15

Slide 52 - Slide

Opdracht 13

Slide 53 - Slide

Opdracht 14

Slide 54 - Slide

Slide 55 - Slide

Slide 56 - Slide