Engelse werkwoorden

1 / 14
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 2

This lesson contains 14 slides, with interactive quizzes, text slides and 1 video.

time-iconLesson duration is: 15 min

Items in this lesson

Slide 1 - Slide

Slide 2 - Slide

Terugblik
Wat weten we nog van de werkwoordspelling?

Slide 3 - Slide

Slide 4 - Video

Wat gaan we doen?

Wij leren Engelse werkwoorden op de juiste manier vervoegen.


Theorie

Quiz

Aan de slag

Slide 5 - Slide

Engelse ww
-Hetzelfde als Nederlandse werkwoorden
-Soms de 'e' laten staan vanwege de uitspraak.
timen --> ik-vorm: time --> hij time+t (tt)
                                           --> hij time+de

Slide 6 - Slide

Mijn vader (downloaden, tt) elke dag een paar nieuwe liedjes
A
download
B
downloat
C
downloadt
D
downloadde

Slide 7 - Quiz

De journalist (interviewen, tt) mij voor de derde keer.
A
interviewt
B
intervieuwt
C
interviewd
D
interviewdde

Slide 8 - Quiz

Jason (barbecueën, tt) het liefst in de achtertuin van zijn huis.
A
barbecued
B
barbecuedt
C
barbecuet
D
barbecuette

Slide 9 - Quiz

Op die gladde weg (skate, tt) mijn vriendje het liefst.
A
skatet
B
skate
C
skated

Slide 10 - Quiz

Romy en Marie (racen, vt) op hun fiets door de straat
A
raceten
B
racetten
C
raceden

Slide 11 - Quiz

Tijdens de marathon (finishen, vt) Anniek en Irma tegelijk.
A
finishden
B
finishten
C
finishtten

Slide 12 - Quiz

Aan de slag
Extra uitleg nodig? Bekijk het filmpje in Edpuzzle.

Begrijp je het? 
Maak opdracht 1 t/m 7 van paragraaf Spelling hoofdstuk 5.

Vragen? Stel ze!


Slide 13 - Slide

Slide 14 - Slide