Week 9: Werkwoordspelling les 2

• Nederlands
• MBO
• Studiejaar 1

Werkwoordspelling 

Raadsel...

2 Moeders en 2 dochters gaan uit eten. Iedereen eet 1 hamburger. Toch worden er maar 3 hamburgers gegeten. Hoe kan dat?

Lesdoel

Aan het einde van de les kun de woorden goed in de verleden tijd en voltooide tijd schrijven.

Verleden tijd

Als de persoonsvorm van een zwak werkwoord in de verleden tijd staat, dan gebruik je +te(n) of +de(n).

stam+ te (enkelvoud)

stam+ ten (meervoud)

stam+ de (enkelvoud)

stam+ den (meervoud)

't Kofschip x

Meestal weet je of de verleden tijd met -de(n) of -te(n) wordt geschreven. Als je het niet weet, kun je 't kofschip (x) gebruiken.

Wel: t

Niet: d

Jullie ....... netjes op alle vragen. (antwoorden)

Hij ....... de muur blauw. (schilderen)

Voltooid deelwoord

Werkwoordsvorm die vaak wordt gebruikt in combinatie met hulpwerkwoorden zoals hebben, zijn of worden.

Zwakke werkwoorden

't kofschip-regel om te bepalen of je -t of -d gebruikt.

Voorbeelden:

werken → gewerkt (stam eindigt op k → -t)

leven → geleefd (stam eindigt op v → -d)

Sterke werkwoorden

Deze werkwoorden veranderen vaak van klank en eindigen meestal op -en.

Voorbeelden:

lopen → gelopen

schrijven → geschreven

zien → gezien

Ik heb jou vandaag een bericht ..... .(mailen)

We hebben de instructies ..... . (volgen)

Gisteren ...... hij twee kaartjes voor het festival . (verloten)

Heeft iemand nog vragen? 

Aan het werk...

Werkboek bladzijde: opdracht 5, 7 

(bladzijde 217 - 220)

Tijd: 15 min

Opdrachten bespreken

Tijd over? 

samenwerkopdracht 

Samenwerkend tekenen

Probeer de kleurplaat op exact dezelfde manier in te kleuren. 

Zet boeken tussen jullie in, zodat je de kleurplaat van de ander niet ziet. 

Tijd: 10 tot 15 minuten

Evalueren...

Wat ging er goed tijdens het samenwerken? 

Wat kan er beter? 

Hoe is het resultaat? Zijn jullie tevreden?