Spelling Thema 4 les 11 woorden met korte klank

Spelling les 11
Ik kan woorden met een korte klank correct schrijven.
1 / 19
next
Slide 1: Slide
SpellingBasisschoolGroep 6

This lesson contains 19 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 30 min

Items in this lesson

Spelling les 11
Ik kan woorden met een korte klank correct schrijven.

Slide 1 - Slide

Welke korte klanken ken jij? Je mag ook een woord typen. 
korte klank

Slide 2 - Mind map

Slide 3 - Slide

Voorbeelden
je hoort                             je schrijft
bu-sen              =                  bussen
sto-pen            =                stoppen
ma-nen            =                mannen
ta-ken               =                   takken

Slide 4 - Slide

Stappenplan:
1. je verdeeld het woord in klankgroepen

2. eindigt de klankgroep op een korte klank? 
     je hoort dan dus a, e, o, u

3. dan komt er na die korte klank een dubbelzetter, 
     tweelingletter

Slide 5 - Slide

Let op bij een stomme 'e'.

Na een 
'stomme e' schrijf je géén dubbele medeklinker!

Slide 6 - Slide

De kinderen .....
in het klimrek.
A
klimen
B
klimmen

Slide 7 - Quiz

Jos en Jan .......
de bal naar het doel.
A
trappen
B
trapen

Slide 8 - Quiz

Lieke en Jesse ..... de bal in de korf.
A
miken
B
mikken

Slide 9 - Quiz

klok /
A
klokken
B
kloken

Slide 10 - Quiz

zit /
A
zitten
B
ziten

Slide 11 - Quiz

pot /
A
potten
B
poten

Slide 12 - Quiz

mus /
A
mussen
B
musen

Slide 13 - Quiz

Wat zijn korte klanken?
A
de a, e, i, u, o
B
de aa, ee, ie, uu, oo

Slide 14 - Quiz

De kinderen eten .....

A
appels
B
apels

Slide 15 - Quiz

Wat is goed gespeld?
A
molen
B
mollen

Slide 16 - Quiz









lange klank








korte klank
spelen
rennen
tikken
lopen

Slide 17 - Drag question

Pak je werkboek erbij!
Les 11: dictee maken

Slide 18 - Slide

De antwoorden
1.  luchtbedden
2. houtblokken
3.  boomstammen
4. verhalen
5. schedels
6. voetstappen
7. bewegingen
8. tevreden

Slide 19 - Slide