Lesson 3

1 / 15
next
Slide 1: Slide
English

This lesson contains 15 slides, with text slides.

Items in this lesson

Slide 1 - Slide

Lessenopzet
Instructions
Group A : zelfstandig aan het werk 
Group B : instructions+ voorbeeld+zelfstandig aan het werk
Group C: instructions+voorbeeld+alles samen met mij

Slide 2 - Slide

What to do:
-Look at the grammar of Unit 1 
-Learnbeat together with me 
- Planner 

Slide 3 - Slide

Slide 4 - Slide

Slide 5 - Slide

Slide 6 - Slide

Als je het hebt over gewoontes...
Every day I drink coffee in the morning.
Every day you drink coffee in the morning.
Every day she drinks coffee in the morning.
Every day he drinks coffee in de the morning.
Every day we drink coffee in the morning.
Every day they drink coffee in the morning.
Every day you drink coffee in the morning.

Slide 7 - Slide

Bezit gebruik

Genitive wordt meestal gebruikt om een bezit aan te duiden:


Nederlands:      Moeders boormachine, mijn auto, haar tas, etc.
Engels:              Patrick’s family, their client’s wishes, our first  
                 meeting, etc.

 

Slide 8 - Slide

Zelfstandig naamwoord en namen in enkelvoud:


's komt na het zelfstandig naamwoord : 

Adam's bike
Beethhoven's fifth
The company's profits

Slide 9 - Slide

Single noun

Her dress is nice.
My sister's dress is nice.

His bike is new.
My brother's bike is new.


Slide 10 - Slide

Woord (e.v.) dat eindigt op -s

Bij namen in het enkelvoud die eindigen op -s, komt de apostrof na de laatste letter van het woord en voor de -s.


St James’s Hospital   

 Chris's car 

Slide 11 - Slide

Plural nouns
Bij zelfstandige naamwoorden en namen in het meervoud komt de apostrof na de meervoudsvorm. Engelse meervouden eindigen meestal op een -s.


a lovers quarrel
the Beatles albums
the EU countries economies

Slide 12 - Slide

Plural nouns
Their dresses are nice.
My sisters' dresses are nice.

Their bikes are new.
My brothers' bikes are new.

Slide 13 - Slide

Plural nouns without 's'

Deze woorden krijgen 's

Their class is nice.
The children's class is nice.


The women wear nice dresses.

The women's dresses look nice


Slide 14 - Slide

... of ...
Bij zelfstandig naamwoorden die over dingen, plaatsen en landen gaan, gebruik je ...of...
Our car is blue. 

The colour of our car is blue

The capital of Cuba.
The front of the car.

Slide 15 - Slide