Lj 1 - Unité 5
https://www.education.vic.gov.au/languagesonline/french/sect07/no_4/no_4.htm
Open the link in a new tab
1 / 15
next
Slide 1: Link
FransMiddelbare schoolvmbo tLeerjaar 1
This lesson contains 15 slides, with text slides and 1 video.
Items in this lesson
https:
Slide 1 - Link
appr 1 (FN)
le frère , le grand-père , la grand-mère, la tante, l'oncle,
le cousin, la cousine,
le cousin, la cousine,
le neveu, la nièce,
l'enfant, le fils, la fille,
meilleur, meilleure,
l'amie, la copine
l'enfant, le fils, la fille,
meilleur, meilleure,
l'amie, la copine
Slide 2 - Slide
Slide 3 - Video
appr 2 (FN)
la photo, divorcé,
je vois, la fois,
le mari, l'été,
au bord de, la mer, la plage,
s'amuser, envoyer, le même,
pratique,
le parc
je vois, la fois,
le mari, l'été,
au bord de, la mer, la plage,
s'amuser, envoyer, le même,
pratique,
le parc
Slide 4 - Slide
appr 5 (NF)
vaak, laten zien (tonen), de pagina, nu,
het meisje, klikken, worden,
lelijk, mooi, leuk (2x)
we gaan naar buiten, 's avonds, elke dag,
we gaan naar buiten, 's avonds, elke dag,
afgelopen, ontvangen, gezegd,
de nicht, gek, overdrijven, voorstellen
zij antwoordt.
Slide 5 - Slide
appr 8 (NF)
de stage, het uitstapje, de familie, zondag,
de ouders, de oom, de tante,
het feest, volgend(e),
de opa,
organiseren, uitnodigen, het kind,
de ouders, de oom, de tante,
het feest, volgend(e),
de opa,
organiseren, uitnodigen, het kind,
de kleinkinderen, de neef
Slide 6 - Slide
appr 4 (NF)
Zij is leuk - Elle est ........ Er is al een bericht - Il y a déjà ..................
Ben je vrienden met Eloïse? - Tu es .........?
Zij stuurt berichten - Elle ...........................
Wij zijn vrienden - Nous sommes ................
Zij stuurt berichten - Elle ...........................
Wij zijn vrienden - Nous sommes ................
Ik weet het niet -Je ne .............
Nathan is gek op Eloïse -Nathan est...........
Nathan is gek op Eloïse -Nathan est...........
Zij gaat met Victor - Elle .........
Zij gaat met Victor.
Elle ...............
Slide 7 - Slide
appr 7 (NF)
Heb jij een zus?- Tu as ......?
Ik heb een grote zus - J'ai une ..........
Zij is 22 - Elle a ................
Wat doe je zondag? - Qu'est-ce que tu ...................?
Ga jij naar je opa?- Tu vas .............?
Zij is 22 - Elle a ................
Wat doe je zondag? - Qu'est-ce que tu ...................?
Ga jij naar je opa?- Tu vas .............?
Is het voor zijn/haar verjaardag?- C'est pour .............. ?
Houd jij van familiefeesten?- Tu .......................?
Slide 8 - Slide
appr 3
(m) (v) (mv)
(mijn) mon ma mes
(jouw) ton ta tes
(zijn/haar) son sa ses
Slide 9 - Slide
appr 3
(mijn) frère
(jouw) soeur
(haar) père
(zijn) frère
(mijn) amis
Slide 10 - Slide
(mijn) frère mon frère
(jouw) soeur ta soeur
(haar) père son père
(zijn) frère son frère
(mijn) vrienden mes amis
Slide 11 - Slide
être = ?
je suis
nous sommes
ils sont
vous êtes
Slide 12 - Slide
être = zijn
je suis ik ben
nous sommes wij zijn
ils sont zij zijn
vous êtes jullie zijn
Slide 13 - Slide
zijn = ?
jij bent
zij is
jullie zijn
wij zijn
zij zijn
Slide 14 - Slide
zijn = être
jij bent tu es
zij is elle est
jullie zijn vous êtes
wij zijn nous sommes
zij zijn ils sont
