2BKM grammatica blok 3

Grammatica





Blok 3
2BKM
1 / 19
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo b, kLeerjaar 2

This lesson contains 19 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 40 min

Items in this lesson

Grammatica





Blok 3
2BKM

Slide 1 - Slide

Doel van de les
Aan het eind van de les kun je:
  • de pv en wwg ( incl te) en ond benoemen in een zin.  (BKM)
  • het lijdend voorwerp in een zin benoemen.   (BKM)
  • het meewerkend voorwerp (mv) benoemen in een zin.   (KM)
  • znw, lw, bnw in een zin benoemen.   (KM)
  • persoonlijk en bezittelijke voornaamwoorden benoemen in een zin. (KM)

Slide 2 - Slide

Weet je het nog?
Zal ik je vanmiddag komen helpen?

Wat is in deze zin:
  • pv
  • wwg
  • ond

Slide 3 - Slide

Weet je het nog?
Tijdens de les Nederlands heeft de docent een spannend leesboek besproken.
Wat is in deze zin:
  • pv
  • wwg
  • ond

Slide 4 - Slide

Werkwoordelijk gezegde
Het wwg zijn alle werkwoorden in een zin.
Soms staat voor het hele werkwoord het woordje te. Dat hoort dan bij het wwg!
Mijn vader zit de krant te lezen.  -> pv: zit; wwg: zit te lezen
  • De hond ligt in zijn mand te slapen. 
  • pv: ligt
  • wwg: ligt te slapen

Slide 5 - Slide

Zinsdeel
Alle werkwoorden van een zin vormen 1 zinsdeel.
Soumiya | wil | graag | helpen.   -> pv: wil; wwg: wil helpen 
  1                    2           3            

Kijkt  | de leraar |  de toets |  na?    -> pv: kijkt na; wwg: kijkt na
   1           2                     3

Slide 6 - Slide

Lijdend voorwerp (lv)
Lijdend voorwerp : wie/wat + wwg + ond.
  • Hij maakte zijn huiswerk.

  • De meisjes gooiden sneeuwballen.

  • Razend gooide de leraar een krijtje door de klas.

  • Ze waarschuwden hem niet op tijd.

Slide 7 - Slide

Doel behaald?
- de pv en wwg ( incl te) en ond benoemen in een zin.
- het lijdend voorwerp in een zin benoemen.

Slide 8 - Open question

Meewerkend voorwerp (mv)
Meewerkend voorwerp:  Aan wie+ wwg + ond + lv?

! mv komt alleen voor in zinnen met een lv. 
mv vraagt om een ontvanger, degene die ontvangt, is het mv.

De makelaar   geeft    de nieuwe bewoner   de sleutels.

De boer   geeft   de paarden   hooi.

Slide 9 - Slide

Hassan stuurde zijn beste vriend een mailtje.

Wat is het meewerkend voorwerp?
A
Hassan
B
stuurde
C
zijn beste vriend
D
een mailtje

Slide 10 - Quiz

Woordsoorten
Herhalen:
ww: werkwoord                                     bnw: bijvoeglijk naamwoord
znw: zelfstandig naamwoord          vz: voorzetsel
lw: lidwoord 

Lisa   schonk   aan   haar   vriendje   een   duur   horloge.
znw

Slide 11 - Slide

Nieuwe woordsoorten
pers vnw: persoonlijk voornaamwoord
-> verwijzen naar een persoon, een groep personen, voorwerpen of zaken.
Zij geeft de kaarten aan ons.


bez vnw: bezittelijk voornaamwoord.
-> geven een bezit aan.
Mijn telefoon is zoek.  Mag ik de jouwe gebruiken?

Slide 12 - Slide

'het' als persoonlijk voornaamwoord

Slide 13 - Slide

persoonlijk + bez voornaamwoord

Slide 14 - Slide

Bezittelijk voornaamwoord
Dat is mijn boek
Mijn = bezittelijk voornaamwoord.

Dat boek is van mij.
Mij = persoonlijk voornaamwoord.

Slide 15 - Slide

Welk pers vnw staat in deze zin?

Het ongeluk kostte hem het leven.

Slide 16 - Open question

Wat is het bezittelijke voornaamwoord?

Heb je je telefoon opgeladen?
A
de eerste je
B
de tweede je

Slide 17 - Quiz

Benoem de woordsoorten
  • Jouw liefde voor de klassieke muziek is niet de mijne.

  • Doet jullie computer ook zo raar?

  • Ons huis staat al een jaar te koop.

Slide 18 - Slide

Doel behaald?
Waar wil je meer
uitleg over?
-de pv en wwg ( incl te) en ond benoemen in een zin. (BKM)
-het lijdend voorwerp in een zin benoemen. (BKM)
-het meewerkend voorwerp (mv) benoemen in een zin. (KM)
-znw, lw, bnw in een zin benoemen. (KM)
-persoonlijk en bezittelijke voornaamwoorden benoemen in een zin. 

Slide 19 - Open question