Bijvoeglijk naamwoord frans

programme du cours
- un peu de civi
- l'adjectief
- au travail! 
1 / 46
next
Slide 1: Slide
FransMiddelbare schoolvwoLeerjaar 2

This lesson contains 46 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 45 min

Items in this lesson

programme du cours
- un peu de civi
- l'adjectief
- au travail! 

Slide 1 - Slide

This item has no instructions

Radsessie

Slide 2 - Slide

This item has no instructions

Het bijvoeglijk naamwoord


Wat is een bijvoeglijk naamwoord?

Slide 3 - Slide

This item has no instructions

Het bijvoeglijk naamwoord
Het bijvoeglijk naamwoord zegt iets over een zelfstandig naamwoord.

Het geeft extra informatie over dat zelfstandig naamwoord.


Slide 4 - Slide

This item has no instructions

Nederlands
In het Nederlands is het bijvoeglijk naamwoord hetzelfde voor enkelvoud/meervoud, mannelijk/vrouwelijk. Bijvoorbeeld:

Mijn broer (man. ev.) is groot.
Mijn zus (vr. ev.) is groot.
Mijn broers (man. mv.) zijn groot.
Mijn zussen (vr. mv.) zijn groot.

Slide 5 - Slide

This item has no instructions

Frans
Maar, let op! In het Frans past het bijv. nw. zich aan aan het zelfstandig naamwoord. Kijk maar:

Mon frère est grand.                      = man. ev
Ma soeur est grande.                    = vr. ev
Mes frères sont grands.               = man. mv
Mes soeurs sont grandes.           = vr. mv

Slide 6 - Slide

This item has no instructions

hoe maak je het bijvoeglijk naamwoord?
het zelfstandig naamwoord
het bijvoeglijk naamwoord
mannelijk enkelvoud
- (bv: petit)
vrouwelijk enkelvoud
e (bv: petite)
mannelijk meervoud
s (bv: petits)
vrouwelijk meervoud
es (bv: petites)

Slide 7 - Slide

This item has no instructions

Kies het juiste antwoord.
La maison est très ______________ (grand).
A
grande
B
grand

Slide 8 - Quiz

This item has no instructions

Les filles sont............
A
petit
B
petite
C
petits
D
petites

Slide 9 - Quiz

This item has no instructions

Uitzondering 1:

Eindigt een bijvoeglijk nw. al op een –e? 
Dan moet je in de vrouwelijke vorm er niet nog een extra –e bij te zetten.

Ties est timide
Sophie est timide. (en niet: Sophie est timidee).
Ties est calme.
Sophie est calme. (en niet: Sophie est calmee).

Slide 10 - Slide

This item has no instructions

Uitzondering 2:
Eindigt een bijvoeglijk nw. al op een –s? 
Dan moet je er bij man. mv. er niet nog een extra –s bij te zetten.

  • le garçon français 
  • les garçons français (en dus niet: françaiss)


Slide 11 - Slide

This item has no instructions

Uitzondering 3:
In het Frans staan de meeste bv naamwoorden achter het zelfstandig naamwoord. In een paar gevallen komt het bijvoeglijk naamwoord (net als in het Nederlands) voor het zelfstandig naamwoord.

  • Deze staan ook in jullie boek! Leer deze goed uit je hoofd! 

Slide 12 - Slide

This item has no instructions

Bijvoeglijk naamwoord
mannelijk 
vrouwelijk
mooi / leuk - joli
un joli cadeau
des jolis cadeaux
une jolie fille
des jolies filles 
groot - grand
un grand acteur
des grands acteurs
une grande voiture
des grandes voiture
klein
un petit  verre
des petits verres
une petite chambre
des petites chambres
lekker / goed - bon(ne)
un bon restaurant
des bons restaurants
une bonne note
des bonnes notes
mooi - beau / belle
un beau chien
des beaux chiens
une belle robe
des belles robes
nieuw - nouveau / nouvelle
un nouveau portable
des nouveaux portables
une nouvelle journée
des nouvelles journées
oud - vieux / vielle 
un vieux monsieur
des vieux monsieurs
une vielle dame
des vieilles dames

Slide 13 - Slide

This item has no instructions

Bonjour 2H, 
Begin met  de starttaak daarna level 1 t/m 4 van memrise afmaken! -> morgen overhoren 

Slide 14 - Slide

This item has no instructions

Au travail! 
maken oefening 16+17 (pagina 70 t/m 72)
Huiswerk: leren vocabulaire A,B,E,F + phrases clés
Maken oefening 17C en 17 D
Werkcontrole

Slide 15 - Slide

This item has no instructions

Radsessie

Slide 16 - Slide

This item has no instructions

Slide 17 - Slide

This item has no instructions

Slide 18 - Slide

This item has no instructions

Slide 19 - Slide

This item has no instructions

Slide 20 - Slide

This item has no instructions

Slide 21 - Slide

This item has no instructions

Slide 22 - Slide

This item has no instructions

Slide 23 - Slide

This item has no instructions

Slide 24 - Slide

This item has no instructions

Slide 25 - Slide

This item has no instructions

Slide 26 - Slide

This item has no instructions

Slide 27 - Slide

This item has no instructions

Slide 28 - Slide

This item has no instructions

Slide 29 - Slide

https://player.vimeo.com/video/383535411

Slide 30 - Slide

This item has no instructions

Slide 31 - Slide

This item has no instructions

Slide 32 - Slide

This item has no instructions

Slide 33 - Slide

This item has no instructions

Slide 34 - Slide

This item has no instructions

Slide 35 - Slide

This item has no instructions



La ceinture est (blauw)
A
bleu
B
bleus
C
bleue
D
bleues

Slide 36 - Quiz

This item has no instructions



Les voitures (v) sont (groen).
A
vertes
B
verte
C
vert
D
verts

Slide 37 - Quiz

This item has no instructions



Les chats (m) sont (rood).
A
rouge
B
rouges
C
rougee
D
rougees

Slide 38 - Quiz

This item has no instructions



Olivier et Marc sont (frans).
A
français
B
française
C
françaiss
D
françaises

Slide 39 - Quiz

This item has no instructions



Marianne est (verdrietig).
A
tristée
B
tristes
C
tristées
D
triste

Slide 40 - Quiz

This item has no instructions



L'actrice est (mooi).
A
beaux
B
belles
C
belle
D
beau

Slide 41 - Quiz

This item has no instructions



Les sacs (m) sont (nieuw).
A
nouveau
B
nouvelles
C
nouvelle
D
nouveaux

Slide 42 - Quiz

This item has no instructions



Mon grand-père est (oud).
A
vieux
B
vieille
C
vieilles
D
vieu

Slide 43 - Quiz

This item has no instructions

Slide 44 - Slide

This item has no instructions



Ik weet wat het bijvoeglijk naamwoord
is in het Nederlands en in het Frans.
A
Oui
B
Non
C
Un peu

Slide 45 - Quiz

This item has no instructions


Ik weet hoe ik het bijvoeglijk naamwoord moet aanpassen naar het zelfstandig naamwoord in het Frans.

A
Oui
B
Non
C
Un peu

Slide 46 - Quiz

This item has no instructions