Tekstverbanden en signaalwoorden

H 4 Samenhang
1 / 21
next
Slide 1: Slide
NederlandsMBOStudiejaar 2

This lesson contains 21 slides, with interactive quizzes and text slides.

Items in this lesson

H 4 Samenhang

Slide 1 - Slide

Wat weet je al van signaalwoorden?

Slide 2 - Open question

Wat is in de volgende zin een signaalwoord en hoe noem je het tekstverband?
Ik ben te laat, omdat ik me heb verslapen.

Slide 3 - Open question

Lesdoel



Aan het eind van deze les ken je minimaal vier verbanden met de bijbehorende signaalwoorden.

Slide 4 - Slide

Tekstverbanden
De bouwstenen van een tekst worden door tekstverbanden aan elkaar verbonden. De schrijver gebruikt hiervoor signaalwoorden.

Slide 5 - Slide

Welke vier tekstverbanden moet je kennen!

Er zijn nog meer tekstverbanden. Dit zijn voorlopig de belangrijkste.
- Opsomming
- Tegenstelling
- Oorzaak - gevolg
- Reden, verklaring

Slide 6 - Slide

Tekstverbanden
• Voorbeeld
Signaalwoorden?
Geef een voorbeeld


• Opsomming
Signaalwoorden?
Geef een voorbeeld

Slide 7 - Slide

Tekstverbanden
• Middel-doel
Signaalwoorden?
Geef een voorbeeld

• Conclusie
Signaalwoorden?
Geef een voorbeeld

• Voorwaarde
Signaalwoorden?
Geef een voorbeeld

Slide 8 - Slide

Theorie signaalwoorden

Slide 9 - Slide

Welke signaalwoorden horen bij het tekstverband 'opsomming'?

Slide 10 - Mind map

Welke signaalwoorden horen bij het tekstverband 'tegenstelling'?

Slide 11 - Mind map

Welke signaalwoorden horen bij het tekstverband 'oorzaak gevolg'?

Slide 12 - Mind map

Welke signaalwoorden horen bij het tekstverband 'reden verklaring'?

Slide 13 - Mind map

"Onregelmatige werktijden, de hitte en de hectiek van de keuken, het contact met gasten, dat kun je op school niet nabootsen."

Welk verband kom je hierboven tegen?
A
tegenstelling
B
opsomming
C
voorbeeld
D
geen verband

Slide 14 - Quiz

"Het leerbedrijf waar je stage gaat lopen, is niet verplicht je een vergoeding te betalen. Maar in de praktijk doen leerbedrijven dit meestal wel.

Welk verband kom je hierboven tegen?
A
Opsomming
B
tegenstelling
C
geen verband
D
voorbeeld

Slide 15 - Quiz

Vandaag leer je verschillende vormen van migratie. Denk bijvoorbeeld aan emigratie.

Welk signaalwoord kom je hierboven tegen?
A
migratie
B
verschillende
C
denk....aan
D
bijvoorbeeld

Slide 16 - Quiz

Welk verband staat in deze zin?
Zijn vriendin daarentegen is wel heel erg aardig.
A
Opsomming
B
Oorzaak-gevolg
C
Conclusie
D
Tegenstelling

Slide 17 - Quiz

Welk verband staat in deze zin?
In de winkel haal ik brood en melk.
A
Opsomming
B
Tegenstelling
C
Middel-doel
D
Voorwaarde

Slide 18 - Quiz

Welk verband staat in deze zin?
Zijn vriendin daarentegen is wel heel erg aardig.
A
Opsomming
B
Oorzaak-gevolg
C
Conclusie
D
Tegenstelling

Slide 19 - Quiz

Signaalwoord: TEN EERSTE........TEN TWEEDE
A
middel-doel
B
opsomming
C
oorzaak-gevolg
D
tegenstelling

Slide 20 - Quiz

Maken
H 4 - Samenhang - Lezen en luisteren
Voorbeeld en theorie
P 1: 1 t/m 3
P 2: 4 t/m 6
Lezen en luisteren
P 1: 1 t/m 3
P 2: 4 t/m 6
P 3: 7 t/m 10
P 4: 11 t/m 13
P 5: 14 t/m 17
Bouwsteentoets 4 2F


Slide 21 - Slide