James used to watch television in his room in the evening.
Slide 5 - Slide
Wie - doet - wat - waar - wanneer.
Jamesused to watch televisionin his roomin the evening.
Slide 6 - Slide
Wie - doet - wat - waar - wanneer.
(3 sleepvragen)
Slide 7 - Slide
wie
doet
wat
waar
wanneer
The parents
bring
to football training
every Sunday
their son
Slide 8 - Drag question
Wie
doet
wat
waar
wanneer
Jacky and Pete
aren't going
to the cinema
tonight
Slide 9 - Drag question
wie
doet
wat
waar
wanneer
I
attended
my lessons
Yesterday
at school
Slide 10 - Drag question
Present continuous / Present simple
Slide 11 - Slide
Present continuous / Present simple
What do you already know?
timer
1:00
Slide 12 - Open question
Present continuous
Present simple
is/are + (regelmatige) werkwoord + ing
(regelmatige) werkwoord + s
Now
He is playing the piano at a bar right now
Routine
He wakes up every morning
Habits
Sarah always washes her hands before eating
Around now
She is working at the local bakery at the moment
Slide 13 - Slide
Listen! Susan ........(play) the guitar.
A
is playing
B
plays
Slide 14 - Quiz
Richard normally ........(work) as a butler.
A
works
B
is working
Slide 15 - Quiz
Don't forget to take your umbrella. It.... (rain) at the moment.
A
rains
B
is raining
Slide 16 - Quiz
Vertel dat je momenteel bezig bent met studeren en dat je daardoor niet kunt werken.
Gebruik hierbij de juiste vorm (present continuous of present simple)
timer
1:00
Slide 17 - Open question
Leg jouw personal trainer uit wat je normaal gesproken tijdens je ontbijt eet. Gebruik hierbij de juiste vorm (present continuous of present simple)
timer
1:00
Slide 18 - Open question
Possessive pronouns
(bezittelijke voornaamwoorden)
Deze woorden geven aan dat iets van iemand is (bezitting)
Je kunt op 2 manieren zeggen dat iets van jou is
Slide 19 - Slide
Possessive pronouns
(bezittelijke voornaamwoorden)
Deze woorden geven aan dat iets van iemand is (bezitting)
Je kunt op 2 manieren zeggen dat iets van jou is
This is my car
This car is mine
Slide 20 - Slide
Possessive pronouns
(bezittelijke voornaamwoorden)
Deze woorden geven aan dat iets van iemand is (bezitting)
Je kunt op 2 manieren zeggen dat iets van jou is
This is my car
This car is mine
Slide 21 - Slide
Possessive pronouns
(bezittelijke voornaamwoorden)
Deze woorden geven aan dat iets van iemand is (bezitting)
Je kunt op 2 manieren zeggen dat iets van jou is
This is mycar
This car is mine
Slide 22 - Slide
Deze woorden geven aan dat iets van iemand is (bezitting)
Je kunt op 2 manieren zeggen dat iets van jou is
I
you
he
she
it
we
they
my
your
his
her
its
our
their
mine
yours
his
hers
---
ours
theirs
Personal
Posessive
other Possesive
Slide 23 - Slide
Practice
In the next few slides, there will be some open questions where you have to fill in the correct form of the possesive pronoun (bezittelijke voornaamwoorden)
Slide 24 - Slide
She goes to school with (she)______brother
timer
0:30
Slide 25 - Open question
We need to borrow (they) ____ car
timer
0:30
Slide 26 - Open question
This mountain bike is (she)______
timer
0:30
Slide 27 - Open question
Vocabulary
7 questions
- 4 vragen woordjes schrijven (EN-NL, NL-EN)
- 3 vragen welk woord het beste in een zin past
- Voor elke vraag heb je 20 seconden de tijd!
Slide 28 - Slide
insecure
timer
0:25
Slide 29 - Open question
circumstances
timer
0:25
Slide 30 - Open question
aanmoedigen
timer
0:25
Slide 31 - Open question
klacht
timer
0:25
Slide 32 - Open question
Welk woord past het beste bij de zin?
Fighting is never a good______
A
earn
B
solution
C
rough
D
beat
Slide 33 - Quiz
Welk woord past het beste bij de zin?
Leadership is an important aspect in order to_______a business successfully
A
suit
B
blame
C
run
D
attend
Slide 34 - Quiz
Welk woord past het beste bij de zin?
I will______that pineapple on pizza can be delicious
A
check
B
blame
C
order
D
admit
Slide 35 - Quiz
Stones
2 questions (open vragen)
- Bij elke vraag zul je straks WhatsApp berichten zien waarop je antwoord moet geven.
- Bij elke vraag staat precies wat je in het Engels moet antwoorden.
- Alternatieve antwoorden kunnen ook correct zijn.
Slide 36 - Slide
Vertel dat je het leuk vind om naar de sportschool te gaan omdat het je fit houd.
Slide 37 - Open question
Vertel dat je vroeger als ober hebt gewerkt en dat je het werk als ober niet meer leuk vond.
Als je nog geen account hebt. Moet je die even aanmaken. Zodra je een account hebt aangemaakt, zul je als het leesteksten in het Engels zien. Je kan dan gewoon beginnen