Belangrijke rekenwoorden

Belangrijke rekenwoorden
1 / 13
next
Slide 1: Slide
RekenenISK

This lesson contains 13 slides, with interactive quizzes and text slide.

time-iconLesson duration is: 15 min

Items in this lesson

Belangrijke rekenwoorden

Slide 1 - Slide

Welke som doe je als er staat 'erbij'
A
-
B
+
C
x
D
:

Slide 2 - Quiz

Wat is het gemiddelde?
A
Herhaald optellen
B
Herhaald aftrekken
C
Optellen en delen door het aantal
D
Optellen en vermenigvuldigen door het aantal

Slide 3 - Quiz

Welk getal is het minst
A
9,099
B
9,09
C
9,9
D
9,009

Slide 4 - Quiz

Wat betekent het woord 'procent'?
A
Alles
B
Een percentage
C
Van de 100 afgehaald
D
Van de 100

Slide 5 - Quiz

In een krat kunnen 12 flessen cola. Je koopt 7 kratjes. In totaal is dat dan 84 flessen. Wat heb je gedaan?
A
optellen
B
aftrekken
C
vermenigvuldigen
D
delen

Slide 6 - Quiz

Welke som hoort bij het verschil berekenen?
A
+
B
_
C
x
D
:

Slide 7 - Quiz

Wat is een decimaal?
A
Een cijfer achter de komma
B
Een bedrag
C
Een DHTE-schema
D
De eenheid

Slide 8 - Quiz

De jeans kost 50 euro. Je krijgt 20% korting. Welk decimaal getal hoort bij 20%?
A
20
B
0,2
C
0,02
D
2

Slide 9 - Quiz

Deze twee getallen zijn
even groot en even klein
A
56 en 57
B
56 en 58
C
56 en 59
D
56 en 56

Slide 10 - Quiz

De juf heeft 743 meter oranje lint nodig. Er zit 75 meter lint op een rol. Hoeveel rollen moet de juf kopen? Welke bewerking gebruik je?
A
+
B
-
C
x
D
:

Slide 11 - Quiz

Bij km/uur maak je een ...
A
Grafiek
B
Verhoudingstabel
C
Cirkeldiagram
D
Plussom

Slide 12 - Quiz

Dit getal geeft het meest aan.
A
4,04
B
4,44
C
4,4
D
4,404

Slide 13 - Quiz