Donderdag 21 januari 2021

Donderdag 21 januari
12.30 - 13.00 Woordenschat en schrijven
(nieuwe woorden thema 17 en schrijfopdracht)
13.00 - 13.45 uur Disk taak 1 Wat zou je doen met een miljoen?
(werkwoord ' Zou' en zinnen schrijven met dit werkwoord)

13.45 - 14.00 uur Pauze

14.00 - 14.30 uur Begrijpend lezen
(Disk Lezen op 1F, oefening 1, 2 en 3)

14.30 - 15.00 uurJeugdjournaal/Kahoot/Quizlet 
(Jeugdjournaal kijken;, we spelen Kahoot (werkwoorden) en Quizlet (thema 17)
1 / 42
next
Slide 1: Slide
NT2Middelbare schoolvmbo lwooLeerjaar 1

This lesson contains 42 slides, with interactive quizzes and text slides.

Items in this lesson

Donderdag 21 januari
12.30 - 13.00 Woordenschat en schrijven
(nieuwe woorden thema 17 en schrijfopdracht)
13.00 - 13.45 uur Disk taak 1 Wat zou je doen met een miljoen?
(werkwoord ' Zou' en zinnen schrijven met dit werkwoord)

13.45 - 14.00 uur Pauze

14.00 - 14.30 uur Begrijpend lezen
(Disk Lezen op 1F, oefening 1, 2 en 3)

14.30 - 15.00 uurJeugdjournaal/Kahoot/Quizlet 
(Jeugdjournaal kijken;, we spelen Kahoot (werkwoorden) en Quizlet (thema 17)

Slide 1 - Slide

Woordenschat
Vandaag leer je vijf nieuwe woorden bij het thema Geld en werk.
Schrijf het woord op en ook de betekenis.

Slide 2 - Slide

het doel
  • dat je wat je wilt bereiken;
  • je hebt een doel in je leven: wat wil je later als werk, hoe wil je dat je leven er later uit ziet?;
  • zin: Mijn doel in mijn leven is om een leuke baan te hebben.

Slide 3 - Slide

Maak een zin met het woord:
het doel

Slide 4 - Open question

genoeg
  •  zoveel als nodig is;
  • niet te veel en niet te weinig;
  • Zin: Ik heb genoeg geleerd om de toets goed te maken.

Slide 5 - Slide

Maak een zin met het woord:
genoeg

Slide 6 - Open question

gunstig
  •  iets wat gunstig is, geeft je voordeel;
  • iets wat gunstig is, is goed voor je;
  • zin: Het is gunstig dat we wel naar school mogen, want dan kunnen we meer leren dan online.

Slide 7 - Slide

Maak een zin met het woord:
gunstig

Slide 8 - Open question

openbaar
  • iets wat voor iedereen te zien is;
  • iets wat iedereen mag gebruiken;
  • zin: Mijn Facebook is openbaar. Iedereen kan mijn Facebook-account zien.

Slide 9 - Slide

Maak een zin met het woord:
openbaar

Slide 10 - Open question

lenen
  • iets geven aan ander en het later weer terug geven;
  • de bank kan je geld lenen: dat moet je later weer terug betalen;
  • werkwoord: ik leen, hij leent, wij lenen;
  • zin: Ik leen altijd mijn kleding aan mijn zusje.

Slide 11 - Slide

Maak een zin met het woord:
lenen

Slide 12 - Open question

Schrijfopdracht
Opdracht
Maak een kort verhaal met de woorden uit de woordenschat:
gunstig
genoeg
het doel
openbaar
lenen

Regels
  • gebruik minimaal 3 woorden van de woordenschat;
  • denk aan de leestekens en hoofdletters;
  • je verhaal heeft minimaal 5 zinnen.

Slide 13 - Slide

Maak een kort verhaal.
Regels
- gebruik minimaal 3 woorden van de woordenschat;
- denk aan de leestekens en hoofdletters;
- je verhaal heeft minimaal 5 zinnen.

De woorden: gunstig, het doel, openbaar, lenen, genoeg

Slide 14 - Open question

Disk taak 1
  •  je leert zinnen schrijven met: ik zou....
  • je leert wanneer je Ik zou gebruikt in een zin;
  • je maakt een verhaal met zinnen die beginnen met Ik zou

Slide 15 - Slide

Zinnen met: ik zou...
Je gebruikt het woord ZOU om te vertellen over iets dat misschien gaat gebeuren. Over iets dat je graag wilt, waar je over droomt.
Voorbeeld: 
Ik zou een mooi huis kopen, als ik rijk ben.
Ik zou later graag een leuke baan willen hebben.

Slide 16 - Slide

Maak de zin af:
Je bent in de supermarkt. Je ziet dat de mevrouw die voor jou loopt, geld laat vallen. Wat doe je?
Ik zou......

Slide 17 - Open question

Maak de zin af:
Je hebt morgen een toets. Maar je Hent niet goed geleerd en ook geen tijd meer om te leren. Wat doe je?
Ik zou.........

Slide 18 - Open question

Maak de zin af:
Je mag een feest geven voor je beste vrienden. Wat ga je doen?
Ik zou.....

Slide 19 - Open question

Opdracht
Schrijf op wat je met 1 miljoen euro gaat doen. Geef antwoord op deze vragen. Begin elke zin met: ik zou....

1. Zou je iets kopen of iets leuks doen wat geld kost?
Ja? Wat is het? Wat kost het? Waarom koop je het?
2. Zou je geld aan iemand geven?
Ja? Aan wie? Hoeveel? Waarom geef je het geld?
3. Zou je geld op de bank zetten?
Ja? Hoeveel? Waarom doe je dat?


Slide 20 - Slide

Pauze
Pauze 
timer
15:00

Slide 21 - Slide

Begrijpend lezen
De vragen gaan over de tekst. Kijk goed naar de afbeelding en geef antwoord op de vragen.


Slide 22 - Slide

Opdracht 1
Noura werkt in een winkel. Er komt een bestelling binnen. Daar zit deze pakbon bij.

Slide 23 - Slide

Hoe heet de bakkerij?
Bakkerij.....

Slide 24 - Open question

Noura controleert de levering. Dit heeft ze gekregen:

10 mokkataarten
15 rabarbertaarten
40 cupcakes framboos
15 chocoladecakes
100 slagroomsoezen

Wat is er misgegaan?
A
Je hebt frambozencupcakes gekregen, in plaats van aardbei.
B
Je hebt 20 chocoladecakes gekregen, in plaats van 15.

Slide 25 - Quiz

De levering klopt niet. Daarom wil Noura de bakkerij bellen. Wat is het telefoonnummer?

Slide 26 - Open question

Opdracht 2
Hiba werkt in een kantine. Ze heeft thee en koffie besteld. In de doos zit een pakbon. 
Bekijk de pakbon.

Slide 27 - Slide

Hoeveel doosjes groene thee heeft Hiba besteld?

Slide 28 - Open question

Hoeveel kosten 12 pakken koffie met artikelnummer 002187?

Slide 29 - Open question

Hoeveel moet Hiba in totaal betalen?
A
232 euro
B
237 euro

Slide 30 - Quiz

Opdracht 3
Tijdens een stage of op je werk kom je verschillende soorten werkbonnen tegen. Bijvoorbeeld: een klant bestelt een aantal artikelen. De bestelling zit in een doos. In de doos zit een pakbon. Daarop staat precies wat er in de doos zit.

Slide 31 - Slide

Hoeveel schroeven zitten in een doos met artikelnummer 002187?

Slide 32 - Open question

Wat is het artikelnummer van de spaanplaatschroeven?

Slide 33 - Open question

Hoeveel schroeven krijg je als je artikelnummer 006243 bestelt?

Slide 34 - Open question

Hoeveel moet de klant betalen?

Slide 35 - Open question

Jeugdjournaal
Kijk naar het Jeugdjournaal. Maak van 1 onderwerp een samenvatting.

Slide 36 - Slide

Slide 37 - Link

Quizlet
We oefenen de woorden van thema 17 met Quizlet.

Slide 38 - Slide

Slide 39 - Link

Kahoot
We oefenen de verleden tijd en voltooide tijd met Kahoot.

Slide 40 - Slide

Slide 41 - Link

Klaar??? En nog geen tijd??
  • werken aan Disk (bronnen en bouwstenen thema 17 Geld en werk);
  • werken aan In Zicht
  • lezen in je leesboek en een boekverslag maken;
  • werken aan je rekenen 

Slide 42 - Slide