Spelling - De verleden tijd van zwakke werkwoorden
De verleden tijd van zwakke werkwoorden
1 / 18
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo k, g, tLeerjaar 1
This lesson contains 18 slides, with interactive quizzes and text slides.
Lesson duration is: 45 min
Items in this lesson
De verleden tijd van zwakke werkwoorden
Slide 1 - Slide
Leerdoelen
Je leert het verschil tussen zwakke en sterke werkwoorden.
Je leert het verschil tussen tegenwoordige en verleden tijd.
Je leert de verleden tijd van zwakke werkwoorden goed spellen.
Slide 2 - Slide
Deze les
Uitleg verleden tijd van zwakke werkwoorden
Opdrachten maken
Slide 3 - Slide
Sterke werkwoorden
Zwakke werkwoorden
Slide 4 - Slide
Sterk of zwak?
wonen
hebben
fietsen
lachen
schrijven
Slide 5 - Slide
Sterk werkwoord
Zwak werkwoord
lopen
fietsen
drinken
eten
leren
slapen
typen
hebben
dromen
Slide 6 - Drag question
Werkwoorden
tegenwoordige tijd of verleden tijd
fietsen - fietsten
lopen - liepen
Slide 7 - Slide
tegenwoordige tijd
verleden tijd
vlogen
verrassen
begrijpen
kuste
zit
krabde
slaagde
maakt
zongen
sprinten
verbaasde
eten
Slide 8 - Drag question
betalen
ik-vorm betaal
ik, hij, zij betaalde
wij, jullie betaalden
plaatsen
ik-vorm plaats
ik, hij, zij plaatste
wij, jullie plaatsten
Persoonsvorm verleden tijd
Slide 9 - Slide
redden
ik-vorm red
ik, hij, zij redde
wij, jullie redden
haten
ik-vorm haat
ik, hij, zij haatte
wij, jullie haatten
Slide 10 - Slide
Jij (bouwen) vroeger de mooiste dingen.
Slide 11 - Open question
Gisteren (maken) jij je gerafelde jurk.
Slide 12 - Open question
Timo (filmen) vorige week de mensen in het winkelcentrum.
Slide 13 - Open question
Vorige week (benutten) ik alle ruimte in de kast.
Slide 14 - Open question
Afgelopen zaterdag (vergroten) mijn vader de tuin.
Slide 15 - Open question
Vorig jaar (vertellen) je dat je naar Frankrijk op vakantie wilde.
Slide 16 - Open question
Aan de slag
Opdracht 1-6
(p.136/137)
Slide 17 - Slide
Leerdoelen
Je kent het verschil tussen zwakke en sterke werkwoorden. Je weet het verschil tussen de tegenwoordige en verleden tijd. Je kan de verleden tijd van zwakke werkwoorden goed spellen.