pv, vd en td als bijv. nw 3Havo

3.9/4.9; vt & td
Je begrijpt het verschil tussen een voltooid deelwoord en een tegenwoordig deelwoord
Je kunt bepalen wanneer het een vt of td moet zijn. 
Je begrijpt wat een vt en td doet als bn. 
1 / 15
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 3

This lesson contains 15 slides, with text slides.

Items in this lesson

3.9/4.9; vt & td
Je begrijpt het verschil tussen een voltooid deelwoord en een tegenwoordig deelwoord
Je kunt bepalen wanneer het een vt of td moet zijn. 
Je begrijpt wat een vt en td doet als bn. 

Slide 1 - Slide

Lezen in je leesboek
timer
10:00

Slide 2 - Slide

Terugblik
Als je weet of een zin enkelvoudig of meervoudig is, kan je beter schrijven.

Waar horen de punten, komma's en hoofdletters?



Margje gaat trouwen ze is er niet blij mee dat gaat betekenen dat ze voor altijd bij hem is en niet meer weg kan.

Er komt een nieuwe jongen werken op de boerderij Margje kan het goed met hem vinden.

Slide 3 - Slide

Spelling 3.9
  • Voltooid deelwoord
  • Tegenwoordig deelwoord

Slide 4 - Slide

Basiskennis; persoonsvorm
Hoe bepaal je wat de persoonsvorm is? 
  • Door o.a. de tijd te veranderen van het werkwoord. 

Hoe vorm je de persoonsvorm?
  • Bij enkelvoud; Je schrijft de ik-vorm + -t bij hij/zij/het en wanneer je en jij voor de pv staat.
  • Bij enkelvoud; je schrijft de ik-vorm bij ik en wanneer je of jij achter de pv staat.

Slide 5 - Slide

Oefening persoonsvorm
Maak de volgende opdracht; 
1. Het ___ (sneeuwen) in de winter.
2. Mijn moeder ___ (houden) van tuinieren. 
3. Hij ___ (lopen) naar de winkel. 

  • Het sneeuwt in de winter.
  • Mijn moeder houdt van tuinieren.
  • Hij loopt naar de winkel.

Slide 6 - Slide

Spelling 3.9; voltooid deelwoord
Hoe bepaal je of je een voltooid deelwoord met een -d of -t schrijft?
  • Bij zwakke werkwoorden eindigt het woord op -d of -t
  • Bij sterke werkwoorden eindigt het woord op -en
Wat is er met jou  gebeur...
Mijn busabonnement is verlopen

Twijfel? 
  • 'T KoFSCHiP X
  • het woord langer maken



Slide 7 - Slide

Oefening voltooid deelwoord
Maak de volgende opdracht; 
1. Heb jij de kinderen ___ (ophalen)?
2. Ik heb enorm ___ (genieten) van onze wandeling. 
3. Ik had mijn oude wiskunde docent bijna niet ___ (herkennen).

  • Heb jij de kinderen opgehaald?
  • Ik heb enorm genoten van onze wandeling.
  • Ik had mijn oude wiskunde docent bijna niet herkend.

Slide 8 - Slide

Spelling 3.9; tegenwoordig deelwoord
Denk terug aan de beknopte bijzin. Wat is dat ook alweer?
  • Een beknopte bijzin is een bijzin zonder onderwerp en persoonsvorm.
  • Schuilend onder de paraplu pakt Sanne haar fiets.
  • Het td kan ook vaak gebruikt worden als bijvoeglijk naamwoord.
Wat is ook alweer een tegenwoordig deelwoord?
  • Hele werkwoord + -d(e)
  • De leerlingen kijken afwachtend naar de docent.
    De gamende Mil
    o hoorde Iris niet roepen.
  • Met piepende remmen kwam de auto snel tot stilstand.



Slide 9 - Slide

Oefening tegenwoordig deelwoord
Maak de volgende opdracht; 
1. ____ (zingen) ging ik naar mijn werk. 
2. ____ (gieren) van het lachen kwamen de leerlingen binnen. 
3. ____ (wandelen) op het pad ziet Benjamin vogels overvliegen. 

  • Zingend ging ik naar het werk.
  • Gierend van het lachen kwamen de leerlingen binnen. 
  • Wandelend op het pad ziet Benjamin vogels overvliegen.

Slide 10 - Slide

Verschil vd en td oefenen
1. ___ (fluiten) je IQ verbeteren?
2. Volgens onderzoekers is ____ (bevestigen) dat muziekonderwijs kinderen slimmer maakt. 
3. 144 kinderen werden ___ (verdelen) in groepen met en zonder muziekles.
4. Van tevoren hadden alle kinderen een IQ-test ____ (maken).
5. Toen na een halfjaar die test werd ____ (herhalen) bleek de groep
6. met muziekles veel hoger ____ (scoren) te hebben. 
7. ____ (luisteren) naar musici leert ze interpreteren door noten te lezen.

Slide 11 - Slide

Verschil vt en td antwoorden
  • 1. Fluitend je IQ verbeteren?
  • 2. Volgens onderzoekers is bevestigd dat muziekonderwijs kinderen slimmer maakt. 
  • 3. 144 kinderen werden verdeeld in groepen met en zonder muziekles.
  • 4. Van tevoren hadden alle kinderen een IQ-test gemaakt.
  • 5. Toen na een halfjaar die test werd herhaald bleek de groep
  • 6. met muziekles veel hoger gescoord te hebben. 
  • 7. Luisterend naar musici leert ze interpreteren door noten te lezen.

Slide 12 - Slide

Voltooid deelwoord & tegenwoordig deelwoord als bijvoeglijk naamwoord

Slide 13 - Slide

Oefening pv of vt/td als bijv. nw
Doe opdr. 8 in je B boek op p. 77
Je vult alleen de gaten in van de opdracht en doet niet het leesteken deel van de opdracht. 
Gebruik het schema werkwoordspelling als het nodig is. 

Je werkt alleen
In stilte
klaar: lees je boek

Slide 14 - Slide

Spelling 3.9
Oefenen
Maak opdracht 4, 5, 7 en 8

3D en 3E: repetitie H2 en H3: vrijdag 11 maart


Woorden, spelling, grammatica (zinsontleding en woordsoortbenoeming)
Bij de toets in het rooster in som staat een overzicht.



















Slide 15 - Slide