This lesson contains 28 slides, with interactive quizzes and text slides.
Lesson duration is: 30 min
Items in this lesson
Productie en Markt
deel 1
Slide 1 - Slide
Bedrijven houden bij hun productie zoveel mogelijk rekening met de gevolgen voor mens en milieu. Dit noemen we:
A
Maatschappelijke opbrengsten
B
Maatschappelijk verantwoord ondernemen
C
Arbeidsproductiviteit
D
Productiecapaciteit
Slide 2 - Quiz
Wat is het doel van protectiemaatregelen?
A
Beschermen van de burgers
B
Beschermen van de overheid
C
Beschermen van de
het buitenland
D
Beschermen van het bedrijfsleven
Slide 3 - Quiz
Wat bepaalt de evenwichtsprijs?
A
Dit is afhankelijk van de inflatie
B
Dit wordt door de overheid bepaald
C
Vraag en Aanbod
D
Deze is afhankelijk van de conjunctuur
Slide 4 - Quiz
Wat bepaalt de productiecapaciteit?
A
Het aantal mensen dat in het bedrijf werkt
B
Het aantal uren dat zij werken
C
De machines (kapitaalgoederen) die worden gebruikt
D
Alle drie de antwoorden
Slide 5 - Quiz
Nettoresultaat bereken je door.....
A
omzet - afzet
B
afzet x verkoopprijs
C
omzet - bedrijfskosten
D
brutowinst - bedrijfskosten
Slide 6 - Quiz
Is consumentenprijs inclusief btw of exclusief btw?
A
inclusief
B
exclusief
Slide 7 - Quiz
Er zijn 4 productiefactoren, welk antwoord is geen productiefactor?
A
natuur
B
werk
C
arbeid
D
kapitaal
Slide 8 - Quiz
De bank en jouw geld
deel 2
Slide 9 - Slide
De rente op een hypothecaire lening is relatief laag door:
A
De hypotheekrente-aftrek
B
het recht van onderpand v.d. bank
C
de taxatiekosten van woningen zijn hoog
D
Alle antwoorden zijn juist
Slide 10 - Quiz
Je leent €1.000 met een looptijd van twee jaar en betaalt in maandtermijnen van €100,-. Wat zijn de kredietkosten?
A
€1000
B
€1200
C
€1300
D
€1400
Slide 11 - Quiz
Peter vergelijkt broeken online. Dezelfde broek is bij de ene winkel € 25,- goedkoper dan bij de andere winkel Welke geldfunctie komen hier naar voren?
A
Ruilmiddel
B
Spaarmiddel
C
Oppotmiddel
D
Rekenmiddel
Slide 12 - Quiz
Manon heeft een bijbaantje bij een supermarkt. Het geld dat ze hiermee verdient, spaart zij om later een scooter te kunnen kopen. Haar moeder heeft ook geld gespaard. “Je weet nooit waarvoor je het nodig hebt”, zegt haar moeder
A
sparen voor een doel en sparen voor de rente
B
sparen voor een doel en sparen uit voorzorg
C
sparen voor de rente en sparen uit voorzorg
Slide 13 - Quiz
Samengestelde rente levert meer op dan enkelvoudige rente.
A
juist
B
onjuist
C
hangt van de spaarvorm af
D
hangt van het spaarmotief af
Slide 14 - Quiz
De overheid voor ons allemaal
deel 3
Slide 15 - Slide
Wat is privatisering?
A
De overheid koopt een dienst of activiteit van een particulier bedrijf
om hier winst mee te maken.
B
De overheid stimuleert particuliere bedrijven om meer mensen in dienst te nemen.
C
De overheid verkoopt een dienst of activiteit aan een bedrijf in de particuliere sector.
D
De overheid beschermt het privévermogen van eigenaren van bedrijven in de particuliere sector.
Slide 16 - Quiz
Welke instelling hoort NIET bij de collectieve sector?
A
Belastingdienst
B
Hofstad Mavo Havo
C
ING Bank
D
Gemeente Den Haag
Slide 17 - Quiz
Collectieve goederen zijn:
A
Voorzieningen de iedereen kan kopen in de winkel
B
Voorzieningen die de overheid geheel of gedeeltelijk heeft betaald
C
Voorzieningen die mensen maken voor elkaar
D
Voorzieningen waar iedereen voor een klein eigenaar van is
Slide 18 - Quiz
Wat wil de overheid bereiken met accijnzen?
A
Dat consumenten meer gebruik gaan maken van bepaalde producten.
B
Dat het milieu verbetert.
C
Dat consumenten minder gebruik gaan maken van bepaalde producten.
D
Dat de overheid een extra inkomstenbron heeft.
Slide 19 - Quiz
Het draagkrachtbeginsel betekent dat ..
A
Iemand met een hoger inkomen minder belasting betaald
B
Iemand met een lager inkomen minder belasting betaald
C
Alle inkomens een gelijk bedrag aan belasting betalen
D
Alle inkomens een gelijk percentage aan belasting betalen
Slide 20 - Quiz
Internationale handel
deel 4
Slide 21 - Slide
Welk antwoord hoort bij vrijhandel?
A
Contingentering
B
Exportsubsidie
C
Importheffing
D
Geen belemmeringen
Slide 22 - Quiz
Chinese bedrijven kunnen staal hier goedkoop aanbieden door protectiemaatregelen van de Chinese overheid. Welke maatregel is dat geweest?
A
invoerrechten
B
Contigentering
C
exportsubsidie
D
importsubsidie
Slide 23 - Quiz
Exportsubsidie beschermt de Nederlandse bedrijven door:
A
Nederlandse producten goedkoper te maken
B
buitenlandse producten duurder te maken
C
een beperkte hoeveelheid toe te laten
D
Nederlandse producten duurder te maken.
Slide 24 - Quiz
Als de wisselkoers van de euro stijgt...
A
verbetert onze concurrentiepositie
B
verslechtert onze concurrentiepositie
Slide 25 - Quiz
Tot slot
Slide 26 - Slide
Wat vond je van de EC keuze uren?
😒🙁😐🙂😃
Slide 27 - Poll
Wat zou je anders willen zien / doen tijdens de keuze uren?