M4 3.2 1920

1 / 41
next
Slide 1: Slide
GeschiedenisMiddelbare schoolvmbo tLeerjaar 4

This lesson contains 41 slides, with interactive quizzes, text slides and 7 videos.

Items in this lesson

Slide 1 - Slide

Wanneer was de Russische Revolutie?
A
1914
B
1916
C
1917
D
1918

Slide 2 - Quiz

Sleep de onderdelen naar het juiste onderdeel van de Russische revolutie
Lenin neemt de macht
De tsaar wordt afgezet
Communisme wordt ingevoerd
Eigendom wordt afgenomen
het leger hielp de demonstranten
Februari revolutie
Oktoberrevolutie

Slide 3 - Drag question

Kies de juist volgorde
A
Lenin, Stalin, Nicolaas II
B
Nicolaas II, Lenin, Stalin
C
Stalin, Lenin, Nicolaas II
D
Nicolaas II, Stalin, Lenin

Slide 4 - Quiz

Stalin organiseerde showprocessen. Welke reden had hij daarvoor?

A
Zo liet hij zien dat hij beter was dan zijn voorganger, die mensen zonder proces in strafkampen liet opsluiten.
B
Dankzij de showprocessen werd duidelijk dat de planeconomie goed werkte.
C
Dankzij de showprocessen leek het alsof er in de Sovjet-Unie een eerlijke rechtspraak was.
D
Door de showprocessen werd Stalin steeds populairder, ook bij zijn tegenstanders.

Slide 5 - Quiz

Wat bedoelen we met een 'Goelag'?
A
Dit is een ander woord voor de Grote Terreur van Stalin
B
Hiermee worden alle showprocessen bedoelt
C
Stalin zijn autobiografie
D
De gevangenissen en werkkampen in Siberië

Slide 6 - Quiz


Welk woord hoort NIET bij deze  afbeelding?
A
Indoctrinatie
B
Propaganda
C
Persoonsverheerlijking
D
Collectivisatie

Slide 7 - Quiz

Toen Stalin in de Sovjet-Unie aan de macht kwam, wilde hij van zijn land een moderne industriële staat maken.
Welke maatregelen nam Stalin om van de Sovjet-Unie een moderne industriële staat te maken?
A
collectivisatie van de landbouw en invoering van een vijfjarenplan
B
invoering van een vijfjarenplan en opbouw van een verzorgingsstaat
C
opbouw van een verzorgingsstaat en werkverschaffingsprojecten
D
werkverschaffingsprojecten en collectivisatie van de landbouw

Slide 8 - Quiz

Het opstellen van vijfjarenplannen hoort bij...
A
nieuwe economische politiek
B
de planeconomie
C
collectivisatie
D
zuiveringen

Slide 9 - Quiz

Slide 10 - Video

Slide 11 - Slide

Welke totalitaire samenlevingen ontstonden in het Interbellum? 

Waardoor wilden mensen een sterke leider voor hun land

Slide 12 - Slide

Slide 13 - Slide

Het verdrag van Versailles
  • Duitsland kreeg als enige de schuld van de oorlog.
  • Duitsland moest herstelbetalingen doen.
  • Duitsland moest afstand doen van zijn koloniën.
  • Duitsland mocht alleen nog een staand leger hebben (ca 100.000 man)
  • Duitsland verloor 12% van zijn grondgebied aan o.a. Tsjechië, Polen, Frankrijk.

Slide 14 - Slide

Slide 15 - Slide

Slide 16 - Slide

De voorstelling die de oude  generaals over de Duitse nederlaag lieten zien: een gemene, rode (lees: communistische) boef steekt de dappere Duitse soldaat een mes in de rug. Ofwel Duitsland is verraden door de communisten...
De Dolkstootlegende

Slide 17 - Slide

Slide 18 - Slide

Slide 19 - Slide

Slide 20 - Slide

Slide 21 - Slide

Slide 22 - Video

Slide 23 - Video

Slide 24 - Slide

Slide 25 - Video

Slide 26 - Slide

Slide 27 - Video

Slide 28 - Video

Adolf Hitler is geboren in Oostenrijk.
Op zijn 16e wordt hij van school gestuurd. 
De Eerste Wereldoorlog breekt uit. Hitler meldt zich voor het leger.
Hitler gaat bij een politieke partij. Hij wil winnen van de regering. Dit mislukt, hij wordt opgepakt. 
Als Hitler vrij komt gaat hij opnieuw de politiek in. Er komt een economische cirsis.

Slide 29 - Drag question

Slide 30 - Slide

Slide 31 - Slide

Slide 32 - Slide

Kenmerken fascisme

  • Het leider- of führerbeginsel  
  • Tegen democratie -> het volk hoeft net mee te praten
  • Nationalistisch  (eigen volk eerst, fel tegen andere culturen en ideologieën zoals bv communisten)
  • Geweld verheerlijken, militarisme
  • Persoonsverheerlijking
  • Totalitair, indoctrinatie en gebruik censuur. 

Slide 33 - Slide

Kenmerken van nationaal-socialisme


  • Eén sterke leider
  • anti-democratisch 
  • verheerlijken geweld 
  • Sterk nationalistisch 
  • Het Duitse ras moet raszuiver worden gehouden.
  • Rassenleer en antisemitisme
  • Het Duitse volk heeft Lebensraum (=levensruimte) nodig.
  • Heim ins Reich: alle Duitsers moeten in één groot rijk wonen

Slide 34 - Slide

Overeenkomsten en verschil
  • Het Nationaal-Socialisme en het fascisme hebben dus veel overeenkomsten.

  • Een belangrijk verschil is dat de Nationaal-Socialisten de nadruk legden op rassenleer en antisemitsme 

Slide 35 - Slide

Slide 36 - Video

Fascisme in Italie
Communisme - links
Nationaal Socialisme - rechts
Politieke stroming die een autoritaire, nationalistische, totalitaire staatsvorm aanhangt en de democratie verwerpt.
verheerlijken geweld
Politiek streven naar meer land of naar meer macht en erkenning. Een sterke leider. Sterk nationalistisch. Totalitaire staatsvorm. Anti democratisch,  
antisemitisch, racistisch
Politiek systeem waarbij alles van iedereen is; een samenleving zonder klasses met een leider van het volk. De productie- en consumptiemiddelen zijn gemeenschappelijk eigendom van de staat en dus van de arbeiders.

Slide 37 - Slide

Slide 38 - Slide

Leerdoelen 3.2
Je kan uitleggen hoe en wanneer de Republiek van Weimar is ontstaan.
Je kent de bepalingen uit het Vedrag van Versailles
Je kan uitleggen hoe de Bierkellerputsch verliep en de rol van Hitler uitleggen.
Je kan uitleggen hoe het Dawesplan werkt en waarom dit gunstig was voor zowel Duitsland als de VS. 
Je kan een beschrijving geven van de Beurskrach en wereldcrisis van 1929 en de gevolgen voor Europa noemen.
Je kan de kenmerken van fascisme, nationaal-socialisme en communisme noemen en de verschillen benoemen. 
Je kan de kenmerken van een totalitaire staat uitleggen: indoctrinatie, persoonsverheerlijking, censuur. 

Slide 39 - Slide

Aan de slag
Maken: 
Invulsamenvatting, open- en gesloten vragen
Samenvatting van de leerdoelen
Eindexamensite: het interbellum
nakijken
LessonUp-les (klascode RRUGV)
Oefen met Quizlet de begrippen van H3

Slide 40 - Slide

Slide 41 - Link