Je kan uitleggen hoe en wanneer de Republiek van Weimar is ontstaan.
Je kent de bepalingen uit het Vedrag van Versailles
Je kan uitleggen hoe de Bierkellerputsch verliep en de rol van Hitler uitleggen.
Je kan uitleggen hoe het Dawesplan werkt en waarom dit gunstig was voor zowel Duitsland als de VS.
Je kan een beschrijving geven van de Beurskrach en wereldcrisis van 1929 en de gevolgen voor Europa noemen.
Je kan de kenmerken van fascisme, nationaal-socialisme en communisme noemen en de verschillen benoemen.
Je kan de kenmerken van een totalitaire staat uitleggen: indoctrinatie, persoonsverheerlijking, censuur.