B1E week 8 les 2

  • Bon appétit
  • Nakijken diagnostische toets
  • vragen grammatica
  • parler
Le but: à la fin de ce cours:
  • heb ik geoefend met de grammatica voor de toets
  • heb ik geoefend met de zinnen van parler et écrire en de uitspraak ervan.

1 / 43
next
Slide 1: Slide
FransMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 1

This lesson contains 43 slides, with interactive quizzes, text slides and 1 video.

time-iconLesson duration is: 60 min

Items in this lesson

  • Bon appétit
  • Nakijken diagnostische toets
  • vragen grammatica
  • parler
Le but: à la fin de ce cours:
  • heb ik geoefend met de grammatica voor de toets
  • heb ik geoefend met de zinnen van parler et écrire en de uitspraak ervan.

Slide 1 - Slide

Le fromage 
Le petit-déjeuner?
après le plat principal?

Slide 2 - Slide

Le déjeuner
des tartines?
la cantine scolaire

Slide 3 - Slide

Le déjeuner
une entrée
un plat principal
du fromage
un dessert
12.00-14.00 uur

Slide 4 - Slide

Un gouter
16.00 uur
des bonbons

Slide 5 - Slide

19.00-21.00 uur

Slide 6 - Slide

Quizzz
Wie verdient een Napoleon?

Slide 7 - Slide

Les repas pendant la journée en France
7H00 / 8H00
12H00/14H00
16H00/17H00
19H00/21H00
le dîner
le goûter
le déjeuner
le petit-déjeuner

Slide 8 - Drag question

le croissant
la boulangerie
manger
le café
la confiture
le restaurant
la baguette

Slide 9 - Drag question

broodsoorten
beleg
drankjes
algemene woorden over eten
le petit déjeuner
le petit déjeuner
la tartine
la tartine
le beurre
le beurre
le café
le café
la baguette
la baguette
le thé
le thé
le croissant
le croissant
le pain
le pain
le chocolat
le chocolat
manger
manger
le dîner
le dîner
bon appétit
bon appétit
la boulangerie
la boulangerie
la confiture
la confiture

Slide 10 - Drag question

Wat betekent "Bon appétit !"
A
Slaap lekker
B
Eet smakelijk
C
Gefeliciteerd
D
Tot ziens!

Slide 11 - Quiz

Vertaal: "L'entrée"

Slide 12 - Open question

Vertaal: "Le plat principal"

Slide 13 - Open question

Wat betekent 'des bonbons'?
A
Bonbons
B
Snoepjes
C
Chocolade
D
Bonzen

Slide 14 - Quiz

Wanneer eet men in Frankrijk normaal gesproken 'le fromage'?
A
Bij het ontbijt
B
Na het hoofdgerecht
C
Als tussendoortje
D
voor het slapen gaan

Slide 15 - Quiz

Traduis: eten
A
préparer
B
manger
C
arriver
D
venir

Slide 16 - Quiz

Welke twee betekenissen heeft 'le carrefour'?
A
het kruispunt - de supermarkt
B
de rotonde - de supermarkt
C
het kruispunt - de oven
D
de rotonde - de oven

Slide 17 - Quiz

Wat is de juiste vertaling van:
" Ik hou niet van kaas".
A
J'aime ne pas le fromage.
B
j'aime ne le fromage pas
C
Je n'aime pas le fromage.
D
ne j'aime pas le fromage

Slide 18 - Quiz

Welke zin is goed?
A
Sandra ne pas mange beaucoup.
B
Sandra ne mange pas beaucoup.
C
Sandra n'mange pas beaucoup.
D
Ne pas Sandra mange beaucoup.

Slide 19 - Quiz

Wat betekent ´un gouter´?
A
een gouden ei
B
een vieruurtje
C
een kaas
D
een toetje

Slide 20 - Quiz

Waar eten Franse scholieren hun lunch?
A
Op het schoolplein, ze eten boterhammen
B
in 'la cantine scolaire', ze eten boterhammen en fruit.
C
In 'la cantine scolaire', ze eten een warme maaltijd
D
In 'la cantine scolaire', ze nemen zelf boterhammen mee.

Slide 21 - Quiz


Ik denk dat de lessenserie wel te doen is?
😒🙁😐🙂😃

Slide 22 - Poll

Les devoirs

22 februari
Boek B  - unité 6: luisteren 'regarder' blz 50
Maken vragen blz 50

Scannen qr code
of: zie volgende slide

Slide 23 - Slide

Slide 24 - Link

Toets: wat kun je verwachten?
5 zinnen  - vertaal het Franse woord (5 punten)
5 zinnen - kies uit juiste Franse woord en vertaal het (10 punten)
10 NL woorden - vertalen naar Frans (10 punten)
10 zinnen - kies het juiste NL woord van de 10 woorden (10 punten)
Woordjes

Slide 25 - Slide

5x vertalen juiste vorm van aller (5 punten)

6 zinnen ontkenning - soms ook regelmatig ww -er veranderen
Bijv. La fenêtre est bleue? Non, la fenêtre n'est pas bleue
C'est joli? Non, ce n'est pas joli. (6 punten)



Tekst
Grammatica

Slide 26 - Slide

! 16 punten - bijvoeglijk naamwoord
Soms alleen juiste vorm voor achter zelfst. nmw plaatsen
sympa      il est un  ..........garçon ...........
vieux     Elle a une .......grand-mère ..........
Soms vertaal het deel tussen haakjes
Il a (een rode tafel)
Tekst
Grammatica

Slide 27 - Slide

4 zinnen - 8 punten

Leer de standaardzinnen goed uit je hoofd
Soms worden sommige gedeeltes vervangen door andere woorden.
Bijv. Ik woon in een klein dorp
Mijn bed staat voor/naast/ tegenover het raam.
Tekst
Zinnen

Slide 28 - Slide

4 zinnen - 8 punten

Il n'y a pas de .... Er is geen.....

Zie zin 8 blz 136.
Tekst
Zinnen

Slide 29 - Slide

Maak ontkennend:
Ton prof est sympa?
Non, il ..........................

Slide 30 - Open question

Il aime beaucoup le coca.
Non, il ..............

Slide 31 - Open question

Vous habitez à Delft?
Non, je ........

Slide 32 - Open question

C'est joli?
Non, ce ..................

Slide 33 - Open question

Sophie est (een frans meisje) qui habite à Paris.

Slide 34 - Open question

Alice porte une ...... robe .....
(nieuw)

Slide 35 - Open question

Il a une ......note ....... (goed)

Slide 36 - Open question

Dans ce film il y a (een leuke actrice)

Slide 37 - Open question

Casper est (een nederlandse jongen)

Slide 38 - Open question

zin 8 apprendre 9: Il n'y a pas de
Maak andere zin.

Slide 39 - Mind map

Zinnen maken - travailler à deux
Stel elkaar de vragen zoals bij apprendre 7 en 9

Verander de antwoorden zodat ze passen bij jouw situatie

Bijv. Mijn bed staat tegen de muur, mijn stoel staat voor het bureau.
gebruik voorzetsels zoals in apprendre 10

Zin 8 apprendre 9: Il n'y a pas de = er is geen........


Slide 40 - Slide

Slide 41 - Link

Slide 42 - Link

Slide 43 - Video