PW Unit 5 Grammar
PW Unit 5 Grammar
1 / 19
next
Slide 1: Slide
EngelsMiddelbare schoolvmbo kLeerjaar 2
This lesson contains 19 slides, with text slides and 1 video.
Items in this lesson
PW Unit 5 Grammar
Slide 1 - Slide
Past Simple
Je gebruikt de past simple wanneer er iets in het verleden plaats vindt. Het is voorbij.
The past simple is what in Dutch is called the verleden tijd.
Slide 2 - Slide
Past Simple
het hele werkwoord
regelmatig(regular) onregelmatig(irregular)
hele werkwoord + ed verleden tijd(2 rij van onreg.ww , blz.148(159))
I worked. I saw you.
Did.........hele werkwoord?
Did I work? Did I see you?
...did not + hele werkwoord
I didn't work. I didn't see.
LET OP!
to work
to see
+
?
-
Slide 3 - Slide
Present Perfect
regelmatige ww onregelmatige ww
bevestigend (+)
I have worked hard. She has seen him. vragend (?)
Have/ Has ....+ ww + ed/ eigen vorm*?( 3de rij) p.148(159)
Have I worked hard? Has she seen him?
ontkennend (-)
....have/has + not + ww+ed/ eigen vorm*( 3de rij) p.148(159)
I haven't worked hard. She hasn't seen him.
have/has + ww+ ed
have/ has +eigen vorm* ( 3de rij) p.148(159)
Slide 4 - Slide
Slide 5 - Video
regelmatige werkwoorden
(regular verbs)
Past Simple
ww+ed
I worked.
Present Perfect
have/ has + ww+ed
I have worked. She has worked.
onregelmatige werkwoorden
(irregular verbs)
Past Simple
eigen vorm (2de rij p.148(159))
I saw.
Present Perfect
have/ has + voltooid deelwoord (3de rij p.148(159))
I have seen. She has seen.
Slide 6 - Slide
Plaats van het bijwoord
- always-altijd
- never-nooit
- usually- gewoonlijk
- often- vaak
- sometimes- soms
Slide 7 - Slide
Plaats van het bijwoord
1 Bijwoord+ werkwoord
- always-altijd
- never-nooit
- usually- gewoonlijk
- often- vaak
- sometimes- soms
- I always go to school.
- She never cleans up her bedroom.
werkwoord
+
wie
wat
Slide 8 - Slide
Plaats van het bijwoord
2 be vorm (am, is, are, was, were) + bijwoord
- always-altijd
- never-nooit
- usually- gewoonlijk
- often- vaak
- sometimes- soms
- I am always happy. I was always happy.
- We are never late . We were never late.
am / is / are
was / were
+
wie
wat
Slide 9 - Slide
Present Perfect
have/has + bijwoord + wwed / 3de rij
have / has + ww-ed (3 rij)
wie
wat
have
has
always
never
usually
often
sometimes
ww-ed/of
3de rij
I have always worked. She has never worked. I have never seen you there.
Slide 10 - Slide
extra oefenen: links
Past Simple
Slide 11 - Slide
1. https://games4esl.com/how-to-teach-the-present-perfect/#step-6-review-with-a-quiz
2. Read the sentence and circle have or has.
3. Ask your classmates present perfect questions and complete the table.
For example, ‘Have you been to another country?’
4.
Slide 12 - Slide
Bespreking
- Wat is Present Perfect?
- Wanneer gebruik je Present Perfect?
- Hoe maak je Present Perfect ( werkwoord?)
- Schrijf paar voorbeelden van Present Perfect.
Slide 13 - Slide
De present perfect heeft alles te maken met het verleden en het nu.
Je gebruikt de present perfect als de zin iets over het verleden zegt en ook nu nog bezig is of nu
nog invloed heeft.
have
+ voltooid deelwoord
has
- (I, you, we, they ) have + voltooid deelwoord
- (he, she, it) has + voltooid deelwoord
- voltooid deelwoord?
- werkwoord + ed of werkwoord met eigen vorm =zie 3de rij
- (to) play I..............................................................................
- (to) eat Peter..................................................................................
Slide 14 - Slide
Present Perfect
(+) , (-) have / has (not) + voltooid deelwoord
(?) Have /Has .....................voltooid deelwoord?
- (I, you, we, they ) have + voltooid deelwoord
- (he, she, it) has + voltooid deelwoord
- voltooid deelwoord:
- werkwoord + ed of werkwoord met eigen vorm =zie 3de rij
- (to) play I have (not) played. Have I played?
- (to) eat Peter has (not) eaten. Has Peter eaten?
Slide 15 - Slide
A game
P1: Have you (werkwoord uit de zin)....?
P2: Yes , I have.// of No, I haven't.
P1 schrijf de naam van de leerling die een bevestigende antwoord hebt gegeven.
timer
10:00
Slide 16 - Slide
De present perfect heeft alles te maken met het verleden en het nu.
Je gebruikt de present perfect als de zin iets over het verleden zegt en ook nu nog bezig is of nu nog invloed heeft.
- I learn English. --> present simple --> Feit
- I am learning English. --> present continuous --> Nu
- I learned English. --> past simple --> Afgelopen
- I was learning English. --> past continuous --> Afgelopen
- I have learned English. --> present perfect --> Het is gebeurd (voltooid) en heeft ook nu nog invloed.
Om de present perfect te maken heb je altijd 2 werkwoorden nodig: have / has + voltooid deelwoord.
Slide 17 - Slide
PW
