In je lichaam worden stoffen omgezet in andere stoffen.
Dit heet stofwisseling.
Stofwisseling is een levenskenmerk. Voeding, ademhaling en uitscheiding horen bij dit levenskenmerk.
stofwisseling
Stofwisseling
Slide 3 - Slide
Uitscheiding
het kwijtraken van afvalstoffen =
Uitscheiding
Longen
Huid
Nieren
Slide 4 - Slide
planten
schimmel
dier
bacterie
celkern
x
x
x
-
celwand
x
x
-
x
bladgroen
x
-
-
-
Slide 5 - Slide
Stofwisseling
Stofwisseling: in je lichaam worden stoffen omgezet naar andere stoffen.
Voeden
Ademhalen
Uitscheiden
Slide 6 - Slide
Stofwisseling
Stofwisseling: het omzetten van stoffen in andere stoffen.
Twee vormen:
Fotosynthese
Verbranding
Slide 7 - Slide
Fotosynthese
Belangrijk:
De formule van fotosynthese kun je zo opschrijven:
Koolstofdioxide + water + lichtenergie --> glucose + zuurstof
Alleen bij planten en in het licht
Slide 8 - Slide
Verbranding
Dag en nacht en in alle organismen
Slide 9 - Slide
Antwoord:
Kiezelwieren leven in het water en kunnen van koolstofdioxide zuurstof maken. Hierbij vormen ze ook glucose. Ditzelfde stofwisselingsproces vindt ook plaats bij andere planten.
Hoe heet het stofwisselingsproces waarbij in kiezelwieren zuurstof gemaakt wordt?
A fotosynthese
B verbranding
C vertering
Slide 10 - Slide
Antwoord:
Passiebloemen zijn klimplanten die naar het licht groeien. Ze hechten zich vast aan andere planten, zoals bomen. De bloemen van passiebloemen produceren nectar.
Passiebloemen kunnen zich door zaad vermeerderen, maar stekken is ook goed mogelijk. Na bestuiving kunnen eetbare vruchten ontstaan die veel voedingsvezels bevatten.
Voor welk stofwisselingsproces hebben passiebloemen licht nodig?
Fotosynthese
Slide 11 - Slide
Van klein naar groot
Cel: Kleinste bouwsteentje
Weefsel: meerdere cellen met dezelfde vorm en functie in een groep
Orgaan: Een deel van het organisme met een of meerdere functies
Orgaanstelsel: Een groep samenwerkende organen dei samen een bepaalde functie hebben
Organisme: Levend wezen
Organisatie-niveaus
Slide 12 - Slide
Orgaanstelsels
Organen die samenwerken aan een bepaalde functie, vormen een orgaanstelsel.
Voorbeelden van orgaanstelsels:
Beenderstelsel
Spijsverteringsstelsel
Ademhalingsstelsel
Bloedvatenstelsel
Uitscheidingstelsel
Voortplantingsstelsel
Zenuwstelsel
hormoonstelsel
Slide 13 - Slide
Enkele Orgaanstelsels
Verteringsstelsel
Ademhalingsstelsel
Bloedvatenstelsel
Uitscheidingsstelsel
Zenuwstelsel
Slide 14 - Slide
Organen planten
Planten hebben ook organen.
De organen van planten zijn:
Bloem
Blad
Stengel
Wortel
Slide 15 - Slide
verschillende typen cellen
.
zenuwcel
beencellen
spierweefsel
kraakbeencellen
Slide 16 - Slide
Plantencel
Slide 17 - Slide
Dierlijke cel
Slide 18 - Slide
Chromosoom
Is opgebouwd uit DNA en eiwit
Bevat erfelijke eigenschappen
Slide 19 - Slide
Levensfasen
Verschillende levensfasen
Elke fase heeft eigen
lichamelijke en geestelijke
ontwikkeling
Slide 20 - Slide
Borstholte en buikholte
Het middenrif (spier) deelt de romp in een borstholte en buikholte
Er liggen organen in de borstholte: bv. hart en longen