Woordenschat

Woordenschat
Welke woorden ken jij allemaal?
Hier gaan wij vandaag iets dieper op in. 
LETS GO!!!
1 / 34
next
Slide 1: Slide
NederlandsMBOStudiejaar 3

This lesson contains 34 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 60 min

Items in this lesson

Woordenschat
Welke woorden ken jij allemaal?
Hier gaan wij vandaag iets dieper op in. 
LETS GO!!!

Slide 1 - Slide

DOEL

FIGUURLIJK TAALGEBRUIK 


- het verschil tussen letterlijk en figuurlijk taalgebruik kennen

- figuurlijk taalgebruik herkennen en begrijpen

- je kunt de betekenis van uitdrukkingen opzoeken in een woordenboek



Slide 2 - Slide

In teksten kom je vaak zinnen met figuurlijke betekenis tegen.


Om teksten goed te kunnen begrijpen, is het belangrijk om figuurlijk taalgebruik te herkennen.


Wanneer je zinnen met een figuurlijke betekenis letterlijk opvat, dan is het moeilijk om de tekst te begrijpen.

Slide 3 - Slide

LETTERLIJK


- precies zoals het geschreven is

FIGUURLIJK


- bij wijze van spreken


- er wordt iets anders bedoeld dan er eigenlijk staat


- ookwel beeldspraak genoemd

Slide 4 - Slide

Helaas kwam er geen kip naar de gratis tennisles


LETTERLIJK

Er kwamen geen kippen naar de gratis tennisles



Helaas kwam er geen kip naar de gratis tennisles


FIGUURLIJK

Er kwam helemaal niemand naar de gratis tennisles

Slide 5 - Slide

UITDRUKKINGEN

- combinatie van woorden die samen een eigen,

soms figuurlijke, betekenis hebben


- als je niet weet wat een uitdrukking betekent, dan zoek je in het woordenboek naar het eerste belangrijke woord uit de uitdrukking

Slide 6 - Slide

Tim en Tom kunnen heel goed samen door één deur.

Wat is de figuurlijke betekenis?

Slide 7 - Open question

Tim en Tom kunnen heel goed samen door één deur.

Bij welk woord zoek je in het woordenboek naar
de figuurlijke betekenis?

Slide 8 - Open question

Tim en Tom kunnen heel goed samen door één deur.

Zoek de betekenis en schrijf op.

Slide 9 - Open question

Je raadt nooit wie ik gisteren tegen het lijf liep in de stad.

Wat is de figuurlijke betekenis?

Slide 10 - Open question

Je raadt nooit wie ik gisteren tegen het lijf liep in de stad.

Bij welk woord zoek je in het woordenboek naar
de figuurlijke betekenis?

Slide 11 - Open question

Je raadt nooit wie ik gisteren tegen het lijf liep in de stad.

Zoek de betekenis en schrijf op.

Slide 12 - Open question

Mieke heeft thuis de vinger in de pap.

Wat is de letterlijke betekenis?

Slide 13 - Open question

Mieke heeft thuis de vinger in de pap.

Bij welk woord zoek je in het woordenboek naar
de figuurlijke betekenis?

Slide 14 - Open question

Mieke heeft thuis de vinger in de pap.

Zoek de betekenis en schrijf op.

Slide 15 - Open question

Lees de tekst

Dit verhaal zuig ik uit mijn duim.


De twee voetbalvrienden Geer en Ger kunnen meestal heel goed samen door één deur. Ze steunen elkaar door dik en dun.

Ze hebben ruzie als er een van de twee met het verkeerde been uit bed is gestapt. Als hun team een wedstrijd verliest, dan zijn de rapen gaar. Niets is goed en ze maken van een mug een olifant.

Gelukkig gaat dat snel voorbij en is alles weer koek en ei.

Slide 16 - Slide


zuig ik uit mijn duim
A
Kan ik niet
B
Weet ik allang
C
verzin ik
D
Kan ik beter dan jij

Slide 17 - Quiz


samen door één deur
A
Veel meningsverschillen hebben
B
goed met elkaar overweg kunnen
C
samen blijven voor lange tijd
D
Botsen tegen over elkaar

Slide 18 - Quiz


door dik en dun
A
Altijd, onvoorwaardelijk
B
Van jongs af aan
C
Door slechte tijden heen
D
Door gekke tijden heen

Slide 19 - Quiz


met het verkeerde been uit bed gestapt
A
Mijn been gebroken
B
met een slecht humeur de dag beginnen
C
Niet weten wat ik moet doen
D
Mijn teen geen gestoten

Slide 20 - Quiz


dan zijn de rapen gaar
A
Dan gaan we garen rapen
B
Dan gaan we naar huis
C
Dan zijn we iedereen kwijt
D
Dan is de maat vol

Slide 21 - Quiz

Van een mooi bord kun je niet eten
A
Een mooi bord heeft zwak materiaal
B
De buitenkant is belangrijker dan de binnenkant
C
Een mooi bord is te klein voor een grote maaltijd
D
Uiterlijk is niet het belangrijkste. Alleen aan uiterlijk heb je niets

Slide 22 - Quiz


alles weer koek en ei
A
Alles weer helemaal in de knoei
B
doen alsof je van niets weet
C
is het goed tussen die twee
D
Alles hetzelfde

Slide 23 - Quiz

Spreken is zilver, zwijgen is goud
A
Het is goed om iets geheim te kunnen houden
B
Wat je ook doet, je krijgt een prijs
C
Het is geweldig
D
Ik kan niet meer praten

Slide 24 - Quiz

Driemaal is scheepsrecht
A
3 keer krijg je de kans
B
Je mag niet meer als 3 keer proberen
C
De derde keer zal het je gaan lukken
D
De 4e keer zal het je lukken

Slide 25 - Quiz

Dat gaat me niet in de koude kleren zitten.
A
Voor het slapen trek ik schone kleding aan
B
Dit kan ik zeker weten aan.
C
Het is beter als ik warme kleding aantrek
D
Dat is heel ingrijpend. Daar kom ik niet zomaar overheen

Slide 26 - Quiz

Maak de uitdrukking af:

Met twee maten ...
A
kennen
B
lopen
C
luisteren
D
meten

Slide 27 - Quiz

Door de mand vallen
A
Ergens een fout in maken
B
Ontmaskerd worden als leugenaar, bedrieger, domoor
C
Iets vanuit jezelf opbiechten
D
Ergens naar beneden vallen

Slide 28 - Quiz

Maak de uitdrukking af:

Doen alsof je neus ...
A
nat is
B
verstopt zit
C
bloedt
D
loopt

Slide 29 - Quiz

Door de wol geverfd zijn
A
Helemaal de weg kwijt zijn
B
Als een schaap achter iemand anders aanlopen
C
Zo zacht en liefdevol zijn voor een ander
D
Brutaal zijn, schaamteloos zijn

Slide 30 - Quiz

Wie een kuil graaft voor de ander valt er zelf in!
A
Wie niet luistert, zal moeten voelen
B
Wie zijn teen stoot zal in een kuil vallen
C
Wie een ander kwaad aan wil doen, zal dit uiteindelijk zelf ook overkomen
D
Voor je een kuil graaft moet je vragen of de ander dit wilt.

Slide 31 - Quiz

GELEERD?

FIGUURLIJK TAALGEBRUIK 


- het verschil tussen letterlijk en figuurlijk taalgebruik kennen

- figuurlijk taalgebruik herkennen en begrijpen

- je kunt de betekenis van uitdrukkingen opzoeken in een woordenboek



Slide 32 - Slide

Wat wist je al?

Slide 33 - Open question

Is er iets wat je nog niet zo goed snapt?
Zo ja, schrijf dit op.

Slide 34 - Open question