Mijn jongste zusje (o) | speelt (wg) | op haar nieuwe gitaar. (bwb)
zinsdelen met een zelfstandig naamwoord: mijn jongste zusje, op haar nieuwe gitaar
mijn = bvb bij zusje
jongste = bvb bij zusje
haar = bvb bij gitaar
nieuwe = bvb bij gitaar
Soms staan er méér zelfstandige naamwoorden in een zinsdeel. Eén zelfstandig naamwoord is dan het belangrijkst: het kernwoord.
Hij (o) | is (ng) | een veelbelovend talent van het basketbalteam. (ng)
zinsdeel met een zelfstandig naamwoord: een veelbelovend talent van het basketbalteam
zelfstandige naamwoorden: talent, basketbalteam
talent = kernwoord
veelbelovend = bvb bij talent
van het basketbalteam = bvb bij talent