Les 4

Aujourd'hui
Deel 1 
  • filmpje Bron E
  • spreken Bron D 
  • herhaling imparfait

Deel 2 
  • uitleg en oefenen bijvoeglijk naamwoord
1 / 15
next
Slide 1: Slide
FransMiddelbare schoolmavoLeerjaar 3

This lesson contains 15 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 50 min

Items in this lesson

Aujourd'hui
Deel 1 
  • filmpje Bron E
  • spreken Bron D 
  • herhaling imparfait

Deel 2 
  • uitleg en oefenen bijvoeglijk naamwoord

Slide 1 - Slide

Bron E

  • we kijken het filmpje
  • maak ondertussen oefening 19d en 19e
p. 19 werkboek

Slide 2 - Slide

Bron D
  •  we nemen de zinnen door 
  •  maak onderaan p.16 , 3 kolommen - verdeel de woorden


  • oefen het gesprek

                                        na 10 minuten voeren we een gesprekje

p. 59  tekstboek
p. 16  werkboek
plaats
persoon
mening

Slide 3 - Slide

Quizlet
oefen A+B


timer
1:00

Slide 4 - Slide

herhaling imparfait
wat weet je nog?

uitleg
oefenen


Slide 5 - Slide

IMPARFAIT

(onvoltooid verleden tijd)

In het Nederlands is de o.v.t.  Bijvoorbeeld:

lopen >> ik liep

hebben> ik had

gaan >> ik ging


Slide 6 - Slide

Stap 1: stam

  • Zoek de nous-vorm in de présent
  • haal daar -ons vanaf

nous parl  ons
nous travaill   ons
nous choisiss   ons
Stap 2: uitgang

ze de goede uitgang achter de stam

je - ais
tu- ais
il/elle/on - ait 
nous- ions
vous- iez
ils/elles - aient

Slide 7 - Slide

Stam+uitgang
Exemples:
Je (porter) portais          (nous portons)
Elle (avoir) avait               (nous avons)
Tu (aller) allais                  (nous allons)
Nous (faire) faisions     (nous faisons)



Slide 8 - Slide

Let op
De imparfait van het werkwoord "être" is onregelmatig.
Ik was = J'étais          ét is de stam

Exemple:
Nous étions
Er was: c'était

Slide 9 - Slide

Combineer de personen met de juiste uitgangen van de imparfait
-ais
-ais
- ait
- ions
- iez
-aient
Je
Tu
il/elle/on
Nous
Vous
Ils / elles

Slide 10 - Drag question

Nous (imparfait) ___
A
avons
B
avions
C
aivons
D
avoins

Slide 11 - Quiz

vous (avoir, imparfait)
A
avions
B
avez
C
aviez
D
avons

Slide 12 - Quiz

Imparfait
Welke vorm is GEEN imparfait?
A
C'était
B
Nous chantons
C
Il y avait
D
Je voulais

Slide 13 - Quiz

Zet het werkwoord tussen haakjes in de imparfait

Tu (regarder

Nous (chercher

Marc (trouver

Vous (aller

Laura et Joey (travailler

Slide 14 - Slide

Zet het werkwoord tussen haakjes in de imparfait

Tu (regarder) - tu regardais

Nous (chercher)  - nous cherchions

Marc (trouver) - Marc trouvait

Vous (aller) - vous alliez

Laura et Joey (travailler) - travaillaient

Slide 15 - Slide