Taalgereedschap Brons - les 3 - bwb- schooljaar 23-24

Taalgereedschap Brons - les 3 
werkwoordspelling
inprentwoorden (dicteewoorden)
bijwoordelijke bepaling

1 / 16
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolvwoLeerjaar 1

This lesson contains 16 slides, with interactive quizzes, text slides and 1 video.

time-iconLesson duration is: 60 min

Items in this lesson

Taalgereedschap Brons - les 3 
werkwoordspelling
inprentwoorden (dicteewoorden)
bijwoordelijke bepaling

Slide 1 - Slide

Lezen

Slide 2 - Slide

Planner

Dinsdag 30 januari - 3.2.A kolom A,B, C én 3.3.C

Slide 3 - Slide

Lesdoelen
Ik kan de dicteewoorden foutloos schrijven.

Ik kan de persoonsvorm verleden tijd goed in de zin schrijven.

Ik kan de bijwoordelijke bepaling (bwb) in een zin herkennen.

Slide 4 - Slide

Dictee
1. Op mijn achttiende verjaardag hoop ik een gouden sieraad als cadeau te krijgen.

2.  Na een kritisch interview wordt de zanger gevraagd naar zijn kennis over kangoeroes.

3. De conciërge  reageert enthousiast bij het zien van de nieuwe locatie.

Slide 5 - Slide

Slide 6 - Video

Persoonsvorm verleden tijd
  1. De mannen (duiken) diep in het zwembad.​
  2. De hoveniers (planten) mooie struiken in onze tuin.​
  3. De man (blazen) iedere vrijdag om 11:30 uur op zijn hoorn.​
  4. Wij (gaan) met z’n allen op vakantie.​
  5. Mijn moeder (plannen) de hele reis.




Slide 7 - Slide

Antwoorden
De mannen doken diep in het zwembad.                      sterk mv​

De hoveniers plantten mooie struiken in onze tuin. zwak mv​
De man blies op vrijdag om 11:30 uur op zijn hoorn. sterk ev​
Wij gingen met z’n allen op vakantie.                               sterk mv​
Mijn moeder plande de hele reis.                                       zwak ev



Slide 8 - Slide

Op welke 3 manieren vind ik de persoonsvorm in een zin?

Slide 9 - Open question

Deze week start de Nationale Sportweek in Nederland.
onderwerp = ?
A
Deze week
B
start
C
de Nationale Sportweek
D
in Nederland

Slide 10 - Quiz

In de kantine kun je lekkere broodjes kopen.
lv =
A
In de kantine
B
kun kopen
C
je
D
lekkere broodjes

Slide 11 - Quiz

Welke vraag stel ik om het meewerkend voorwerp in een zin te vinden?

Slide 12 - Open question

Gisteren gaf ik mijn moeder een kaartje.
mv = ?
A
Gisteren
B
gaf
C
ik
D
mijn moeder

Slide 13 - Quiz

Bijwoordelijke bepaling
Heb je t/m mv ontleed? De zinsdelen die dan nog overblijven noemen we de bijwoordelijke bepaling.
Geven antwoord op vragen als:
waar?
wanneer?
Hoe?
Waarom?

Slide 14 - Slide

Piet stond gisteren op het schoolplein te dansen.
Pv = stond
wg = stond te dansen
Ond = Piet
Lv = -
Mv = -
Bwb = gisteren, op het schoolplein
Leg aan jouw schoudermaatje uit hoe ik deze zin heb ontleed.

Slide 15 - Slide

Welk zinsdeel is een bijwoordelijke bepaling (bwb)?
A
Meneer Jansen
B
eet
C
vandaag
D
een appel

Slide 16 - Quiz