V2 - Leesvaardigheid H2/3/4 - H17/18/19 - H32/33/34

V2
Leesvaardigheid 
H2/3/4 - H17/18/19 - H32/33/34
1 / 22
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolvwoLeerjaar 2

This lesson contains 22 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 45 min

Items in this lesson

V2
Leesvaardigheid 
H2/3/4 - H17/18/19 - H32/33/34

Slide 1 - Slide

H2/3/4
tekstdoelen 
leesstrategieën 
woordraadstrategieën

Slide 2 - Slide

Sleepvraag: sleep de afbeelding naar het juiste tekstdoel
amuseren
informeren
overtuigen
activeren
beschouwen

Slide 3 - Drag question

Wat betekent strategie in leesstrategie?
A
manier van besturen
B
manier om iets aan te pakken
C
kennis van het oorlogvoeren
D
kennis van lezen

Slide 4 - Quiz

Lees onderstaande leessituaties. Welke leesstrategie pas je toe?
Situatie 1: 
Je hebt op internet een tekst gevonden over de schrijver van jouw boek en je wil weten of die bruikbare informatie bevat.
Situatie 2: 
Tijdens het leren van je toets ben je vergeten wat etymologie ook alweer betekent. Je pakt het woordenboek.
Situatie 3: 
Je bereidt je voor op de toetsweek.
Situatie 5:
Je wil je mening vormen over klimaatverandering. Je leest daar teksten over van personen met uiteenlopende standpunten.
Situatie 4:
Tijdens de geschiedenistoets lees je de tekst van de bron die bij een vraag hoort.
Zoekend lezen
Globaal lezen
Intensief lezen
Kritisch lezen
Lerend lezen

Slide 5 - Drag question


Welke woordraadstrategie kun je gebruiken om te weten te komen wat ronddartelen betekent?
A
kijken of je (een deel van) het woord kent
B
kijken of er een tegenstelling wordt genoemd
C
een synoniem zoeken in de context
D
een omschrijving zoeken in de context

Slide 6 - Quiz


Wat is de betekenis van etymologie?
A
Dat is de oorsprong en geschiedenis van spelling.
B
Dat is de oorsprong en geschiedenis van historische teksten.
C
Dat is de oorsprong en geschiedenis van grammatica.
D
Dat is de oorsprong en geschiedenis van woorden.

Slide 7 - Quiz

H17/18/19
standaardtekststructuur - functiewoorden         
microstructuur -  verbindingswoorden
verwijswoorden


Slide 8 - Slide

De bouwstenen van een tekst 
titel
inleiding
bron
afbeelding
slot
tussenkopje

Slide 9 - Drag question

functiewoord
verbindings-
woord
tekstverband
Dit woord staat in de tekst. Hieraan kun je herkennen wat tekstdelen met elkaar te maken hebben, waardoor je de tekst beter begrijpt.
Dit woord staat niet altijd in de tekst zelf. Het wordt gebruikt om te omschrijven wat je in dat tekstdeel kunt verwachten
Dit woord staat meestal niet in de tekst zelf. Hiermee wordt omschreven wat meerdere tekstdelen met elkaar te maken hebben.

Slide 10 - Drag question

Functiewoord
Verbindings-
woord
bewering
bovendien
maar
definitie
kortom
omdat
aanleiding
toelichting
tenzij
vergelijking
verklaring
vervolgens
voorwaarde
toen

Slide 11 - Drag question

Waarnaar verwijst het woord 'die' in de eerste regel van deze tekst?

Slide 12 - Open question

Waarnaar verwijst het woord 'hij' in de derde regel van deze tekst?

Slide 13 - Open question

Bedenk een vervolgzin bij onderstaande zin. Verwerk daarin een verwijswoord.
'Binnenkort begint de toetsweek op het JTC.'

Slide 14 - Open question

H32/33/34
onderwerp - deelonderwerp - hoofdgedachte
hoofd- en bijzaken
samenvatten



Slide 15 - Slide

Wat is het verschil tussen het onderwerp en een deelonderwerp?
A
Het onderwerp is de titel, een deelonderwerp de rest van de tekst.
B
Het onderwerp bestaat uit één woord, deelonderwerpen uit meer woorden.
C
Het onderwerp geeft aan waar de tekst over gaat, een deelonderwerp is het onderwerp van een of meer alinea('s).
D
Een deelonderwerp geeft aan waar de tekst over gaat, het onderwerp is het onderwerp van een of meer alinea('s).

Slide 16 - Quiz

Wat is de hoofdgedachte
van een tekst?
A
Dat is de belangrijkste zin van een alinea.
B
Dat is het onderwerp van de tekst.
C
Dat is een uitspraak waar je het wel of niet mee eens bent.
D
Dat is het belangrijkste wat over het onderwerp wordt gezegd in één zin.

Slide 17 - Quiz

Onderwerp en hoofdgedachte:
Wat kan géén hoofdgedachte zijn?
A
Jongetje stoot beeld van 4.000 euro om en moet betalen.
B
Honden troosten kinderen na aanslag in VS.
C
Doden door stortbuien in China.
D
Kangoeroe huppelt door weiland op Texel.

Slide 18 - Quiz

Hoofdzaken staan op voorkeursplaatsen. Wat is GEEN voorkeursplaats voor hoofdzaken?
A
Inleiding
B
Slot
C
Kernzinnen
D
Middenstuk

Slide 19 - Quiz

Hoofdzaak
Bijzaak
Ronnie Flex twijfelt of hij ooit nog een nieuw album wil maken.
Dit vertelt hij in zijn biografie 'Ronnie' die op 20 juni 2023 uitkwam.
De rapper vindt namelijk dat zijn laatste album en de teksten die hij nu schrijft het oude niveau niet halen.
'Ronnie Flex is voor mij eigenlijk een boek dat ik op dit moment wil sluiten.'
'Ik heb geleverd wat ik kon leveren en ik heb veel gedaan.'

Slide 20 - Drag question

Wat is de juiste volgorde als je een tekst wil samenvatten?
1.
2.
3.
4.
5.
6.
7.
Lees de tekst globaal
Bepaal het onderwerp van de tekst.
Lees de tekst intensief
Bepaal wat de hoofdgedachte is.
Noteer de titel en de hoofdzaken.
Controleer of je je samenvatting begrijpt.
Maak er een lopende tekst van.

Slide 21 - Drag question


Welke zin is op jou
van toepassing?
A
Ik beheers de theorie goed.
B
Ik beheers de theorie niet goed.
C
Ik beheers de theorie redelijk.
D
Ik ben geschrokken van het resultaat.

Slide 22 - Quiz