Mw Overmars

VPK, Week 45 
1 / 32
next
Slide 1: Slide
Verpleging en verzorgingMBOStudiejaar 1

This lesson contains 32 slides, with interactive quizzes, text slides and 1 video.

Items in this lesson

VPK, Week 45 

Slide 1 - Slide

This item has no instructions

Lesopzet
  • Doornemen taken dinsdag 3 november
  • In subgroepen aan het werk
  • Quiz time 
  • Subgroep indeling periode 2

Slide 2 - Slide

This item has no instructions

Uit te voeren taken week 44: 
  • Toepassingstaak 8: start met het maken van een voorlichtingsplan. 
  • Toepassingstaak 8: taak 8 omzetten in een voorlichtingsplan. 
  • Toepassingstaak 10: het geven van voorlichting oefenen in subgroepen. Filmpje/opname via Teams inleveren bij opdrachten in Teams 
  • Eindvraag: antwoord geven op de eindvraag. Uitwerking presenteren,
  • Toepassingstaak 11: intervisie. Meenemen naar week 46. 

Slide 3 - Slide

This item has no instructions

Les dinsdag 3 november
  • Verder met Toepassingstaak 8
  • Starten met Toepassingstaak 9 en 10. 
  • Maak in je subgroep afspraken over het filmen van het voorlichtingsfilmpje! Deze lever je in Teams in.

Slide 4 - Slide

This item has no instructions

Aan de slag.....
  •  Toepassingstaak  week 45 (8,9,10)
  • Planning in subgroep: welke taken doen jullie samen en wanneer?

         Bij vragen inbellen via de chat!
Om 14.45 uur terug in de gezamenlijke chat!
 

Slide 5 - Slide

This item has no instructions

Quiz
Syndroom van Down

Slide 6 - Slide

This item has no instructions

Welke kenmerken van het syndroom van down ken je

Slide 7 - Mind map

This item has no instructions

Wat is een verstandelijke handicap
A
IQ is lager dan 70
B
Functioneringsbeperkingen en tekorten, waarbij het gedrag niet overeenkomt met de leeftijd
C
Begonnen voor het 18e jaar
D
Alle antwoorden zijn juist.

Slide 8 - Quiz

Functioneringsbeperkingen en tekorten, waarbij het gedrag niet overeenkomt met de leeftijd
Communicatie en sociale vaardigheden
Zelfredzaamheid en zelfstandigheid
Verantwoordelijkheid kunnen dragen

De fases van ervaringsordening
zijn als volgt;
A
Geestelijke- gebonden ervaringsfase, Associatieve ervaringsfase, Structurerende ervaringsfase en Vormgevende ervaringsfase
B
Lichaams-gebonden ervaringsfase, Associatieve ervaringsfase, Structurerende ervaringsfase en Vormgevende ervaringsfase
C
Lichaams-gebonden ervaringsfase, Associatieve ervaringsfase, Structurerende ervaringsfase en Vormgevende ervaringsfase

Slide 9 - Quiz

Lichaams-gebonden ervaringsfase; de zorgvrager ervaart zijn omgeving via de zintuigen. De communicatie verloopt via lichaamstaal en geluiden.
Associatieve ervaringsfase; de zorgvrager leert door herhaling verbanden leggen: bijvoorbeeld een beker staat voor drinken.
Structurerende ervaringsfase; de zorgvrager kan meerdere verbanden leggen. Tijdsbesef, onderscheid in familie en vrienden. Kan verklaringen geven: bijv. handen wassen voor het eten.
Vormgevende ervaringsfase; de zorgvrager is in staat om ideeën en plannen te hebben. Ze kunnen keuzes maken. Kunnen initiatief nemen, bijvoorbeeld een cadeau voor iemand kopen.

Personen met een matig verstandelijke beperking: IQ: 35-55,
A
Vergelijking met kind van 2-4 jaar
B
Vergelijking met kind van 4-6 jaar
C
Vergelijking met kind van 4/5 tot 7/8 jaar
D
Vergelijking met kind van 1-2 jaar

Slide 10 - Quiz

This item has no instructions

Slide 11 - Slide

This item has no instructions

(35-50 IQ) matige verstandelijke beperking
Vergelijking met kind van 2-4 jaar
Mogelijkheden om te communiceren
Beperkte denkwereld
Eenvoudige dingen kunnen geleerd worden
Makkelijk beïnvloedbaar, impulsief

Slide 12 - Slide

This item has no instructions

Mensen met het syndroom van down zijn licht verstandelijk beperkt
A
Nooit
B
Soms
C
Altijd
D
syndroom van down heeft niets met een verstandelijke beperking te maken

Slide 13 - Quiz

This item has no instructions

Waar
Niet waar
Kinderen met het syndroom van Down imiteren snel gedrag van anderen
Baby's met het syndroom van Down hebben een normale spierspanning
Bij mensen met het syndroom van Down is de verhouding van het lichaam normaal, ze zijn alleen vaak kleiner.
Mensen met het syndroom van Down reageren vaak wat trager, alsof ze eerst even na moeten denken

Slide 14 - Drag question

This item has no instructions

Op welke twee onderdelen letten ze bij een verstandelijke beperking?
A
Aanpassingsvermogen en EQ
B
Aanpassingsvermogen en intellectueel functioneren
C
Aanpassingsvermogen en uiterlijke kenmerken
D
Aanpassingsvermogen en evenredigheid functioneren

Slide 15 - Quiz

This item has no instructions

Kies het begrip wat het beste past bij de omschrijving:
''Ervaart wereld door zintuigen''

A
Associatieve ervaringsfase
B
Structurerende ervaringsfase
C
Lichaamsgebonden ervaringsfase
D
Vormgevende ervaringsfase

Slide 16 - Quiz

This item has no instructions

Syndroom van down
  • Het syndroom van Down is geen ziekte maar een fout in de celdeling.
  • Elke mens heeft 46 chromosomenparen, verdeeld in 23 chromosomenparen (één van de
    moeder, en één van de vader)
  • Maar wanneer iemand het syndroom van Down heeft, zijn er geen 46 maar 47
    chromosomen. Chromosoom nummer 21 komt bij het Downsyndroom kind dan 3 keer
    voor in plaats van 2 keer (moeder/vader)
  • Doordat er 1 chromosoom teveel aanwezig is,
    ontstaan er verschillende soorten afwijkingen.

Slide 17 - Slide

Maak de koppeling dat vaak deze zeven leefgebieden ook weer terugkomen bij andere begeleidingsmethodieken.

Je kan de PowerPoint gebruiken en op mijn stem drukken dan hoef je het zelf niet uit te leggen... lukte me niet om de geluidsfragmenten te verwerken in lesson up. (uploade niet).

Nog tijd over dan kun je ook Casus Cindy doen. Dia erna...
Bij 96% van de mensen met het downsyndroom zorgt een fout tijdens de celdeling voor het extra chromosoom.
A
juist
B
onjuist

Slide 18 - Quiz

This item has no instructions

Uiterlijk kenmerken van syndroom van down:

Scheefstaande ogen
Een kleine schedel en relatief weinig achterhoofd
Asymmetrisch oren
Een relatief kleine mond en een dikke gegroefde tong
Een brede korte nek
Korte armen, benen en voeten
Korte brede handen
A
Waar
B
Niet waar

Slide 19 - Quiz

This item has no instructions

Verder kan er sprake zijn van;
  • Aangeboren hartafwijking;
  • Verminderde weerstand: verhoogde kans op infecties van keel, neus, oren en luchtwegen;
  • Afwijkingen aan het gebit met daardoor een verhoogd risico op cariës;
  • Droge, schrale huid met groot risico op smetten, kloofjes en oogontstekingen;
  • Vervroegd verouderingsproces (ongeveer 15 jaar)waarbij stofwisselingsproblemen (diabetes en een te traag werkende schildklier), dementie en epilepsie kunnen optreden;

Slide 20 - Slide

Maak de koppeling dat vaak deze zeven leefgebieden ook weer terugkomen bij andere begeleidingsmethodieken.

Je kan de PowerPoint gebruiken en op mijn stem drukken dan hoef je het zelf niet uit te leggen... lukte me niet om de geluidsfragmenten te verwerken in lesson up. (uploade niet).

Nog tijd over dan kun je ook Casus Cindy doen. Dia erna...
De kans op Down neemt toe naarmate de moeder ouder is....
A
Waar
B
Niet waar

Slide 21 - Quiz

This item has no instructions

De kans op Down neemt toe naarmate de moeder ouder is....

Slide 22 - Slide

This item has no instructions

Wat is een uiterlijke kenmerk van het syndroom van down?
A
Veel haar
B
Ondergewicht
C
Lange vingers en tenen
D
Een grote tong

Slide 23 - Quiz

This item has no instructions

Trisomie 21 is
A
Syndroom van Rett
B
Syndroom van Turner
C
Syndroom van Down
D
Weet ik niet

Slide 24 - Quiz

This item has no instructions

Niveaus
Licht
Matig
Ernstig
Diep

Slide 25 - Slide

This item has no instructions

Kenmerken van een matig verstandelijk handicap zijn....?

Slide 26 - Open question

This item has no instructions

Matig verstandelijk handicap
I.Q. = 35-50
Ontwikkelingsleeftijd = 2-4 jaar
Gedrag in ontwikkeling = Trainbaar

Slide 27 - Slide

This item has no instructions

2

Slide 28 - Video

This item has no instructions

Wat blijft jou bij uit deze les...?
timer
1:00

Slide 29 - Open question

This item has no instructions

Over naar de groepsplanning periode 2

Slide 30 - Slide

This item has no instructions

Een meervoudige beperking houdt in dit geval in:
A
Verstandelijk beperkt en motorisch beperkt
B
Verstandelijk beperkt en verbaal beperkt
C
Verstandelijk beperkt en visueel beperkt
D
Verstandelijk beperkt en zintuiglijk beperkt.

Slide 31 - Quiz

This item has no instructions

Bij iemand met een lichte verstandelijke beperking maak je in de communicatie gebruik van
A
Pictogrammen
B
Plaatjes en pictogramma
C
Voorwerpen en pictogrammen
D
Plaatjes, voorwerpen en pictogrammen

Slide 32 - Quiz

This item has no instructions