Interview schrijven

Artikel schrijven
N.a.v. het interview over een beroep.
1 / 20
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo bLeerjaar 1

This lesson contains 20 slides, with interactive quizzes and text slides.

Items in this lesson

Artikel schrijven
N.a.v. het interview over een beroep.

Slide 1 - Slide

Doel
- Ik ken de indeling van een artikel.
- Ik kan de inhoud van mijn interview gebruiken voor een artikel in verhalende vorm.

Slide 2 - Slide

Verslag maken
Je kunt op twee manieren een interview schrijven:

1.  directe vorm  (vraag/antwoord interview)

2. verhaalvorm  (interview met een lopend verhaal)

Slide 3 - Slide

Directe vorm: vraag/antwoord
- Je schrijft de vragen en antwoorden op 
- De vragen maak je vet en in de antwoorden laat je onbelangrijke dingen weg. De antwoorden zijn allemaal quotes.

Voorbeeld: 
Opa, hoe ging het vroeg bij u op school? 
"Nou kindje, toen werden we nog met de liniaal op onze vingers geslagen als we ongehoorzaam waren. "

Slide 4 - Slide

Verhaalvorm
- Je laat de vragen weg en je beschrijft wat er gezegd is.
- De antwoorden vat je samen in je eigen woorden en wissel je af met citaten van de geïnterviewde persoon 

Voorbeeld
Opa vertelt dat het vroeger anders was op school. Als leerlingen ongehoorzaam waren, dan werden ze met de liniaal op hun vingers geslagen. "Zo'n tik kon verschrikkelijk pijnlijk zijn",  beschrijft opa. 

Slide 5 - Slide

Wat komt er allemaal in?
Inleiding
Vertel kort wie je gaat interviewen
Middenstuk
Het interview: vraag + antwoord
Slot
Zou je het zelf ook willen?

Slide 6 - Slide

Inleiding
Inleiding: In de inleiding vertel je wie je hebt geïnterviewd en al even kort wat diegene voor werk doet.

Voorbeeld: In dit verslag vertel ik over het interview dat ik heb gehouden met mijn vader. Hij heeft al 10 jaar een eigen schildersbedrijf op Volendam, maar werkt ook veel op andere plekken in Nederland. Ik heb hem een aantal vragen gesteld over zijn werk en hoe hij hierin is terecht gekomen. 

Slide 7 - Slide

Middenstuk 
- In je middenstuk staan je vragen met de antwoorden uitgeschreven.
- Voorbeeld:
Wat doe je allemaal op een dag?
''Ik haal altijd eerst mijn collega op thuis. Daarna rijden we naar de plek waar we die dag moeten werken. Soms is dit een uur rijden, soms maar tien minuten. Daar zetten we alle spullen neer die we nodig hebben die dag en beginnen we met schilderen. Rond een uur of 10 houden we even pauze en om een uur of 1 weer. En als we klaar zijn gaan we weer naar huis. Meestal ben ik rond 5 uur thuis.'' 

Slide 8 - Slide

Slot 
- In je slot sluit je het hele stuk af en vertel je of jij dit werk ook ooit zou willen doen. 
- Voorbeeld: 
Het was leuk om mijn vader eens te interviewen. Na dit interview weet ik meer van het schildersleven en lijkt het me ook wel leuk om later te gaan doen! 

Slide 9 - Slide

Wat is de functie van de inleiding?
(welk doel heeft een inleiding)
A
Onderwerp duidelijk maken en de aandacht lezer trekken door een verhaaltje
B
Samenvatting geven van de tekst.
C
Deelonderwerpen bespreken.
D
Een conclusie geven

Slide 10 - Quiz

Boven de inleiding zet ik 'inleiding'.
timer
0:10
A
Ja
B
Nee

Slide 11 - Quiz

Inleiding
Kern
Slot
Introduceren van het onderwerp
Onderwerp 
+ deelonderwerpen
Samenvatting of conclusie

Slide 12 - Drag question

In het slot:
A
wordt het belangrijkste uit een tekst herhaald
B
staat de meeste informatie
C
maak je kennis met het onderwerp van de tekst

Slide 13 - Quiz

Zet de onderdelen op de juiste plek.
Inleiding
middenstuk
Slot
Introductie van het onderwerp
Deelonderwerp 1
Samenvatting
Conclusie
eerste alinea
Deelonderwerp 2
Belangstelling
wekken
Deelonderwerp 3

Slide 14 - Drag question

Wat is een deelonderwerp?
A
Een onderwerp van een tekst
B
De titel
C
Een onderwerp van een alinea
D
De schrijver van een tekst

Slide 15 - Quiz

Wat is de waarheid?
inleiding-middenstuk-slot
A
Het middenstuk is het grootste gedeelte van de tekst.
B
Het eerste deel van de tekst heet het SLOT

Slide 16 - Quiz

In het slot kan je een conclusie schrijven.
Welk woordje gebruik je dan?

Slide 17 - Open question

Wat nu doen:
- Aan de slag met je verslag. 
- Heb je een vraag? Stel 'm!
- Begin met de inleiding.
- Let op: spelling en interpunctie.
- Maak goedlopende zinnen.

Slide 18 - Slide

Wat ging goed bij het schrijven van dit interview en wat zou je volgende keer anders doen?

Slide 19 - Open question

Afsluiting onderdeel: Welke vraag heb je nog over dit verslag?

Slide 20 - Open question