Schelpen-tel-dag

• NT2
• ISK

Schelpen-tel-dag

de mossel

• schelp
• dubbel 
• mossel - mosselen
• zin: op het strand liggen veel mosselen

de kokkel

• schelp
• dubbel
• de kokkel - de kokkels
• zin: Op het strand liggen veel kokkel schelpen. 

de strandschelp

• veel verschillende kleuren
• huis van zee dieren
• schelp - schelpen
• zin: Deze mooie schelpen ga in verzamelen. 

de kust

• waar de zee het land raakt
• strook land langs de zee
• vaak strand
• zin: Langs de kust van Den Helder zie je soms zeehonden. 

tellen

• 1, 2, 3, 4, enz.
• meerdere dingen, mensen, spullen, cijfers bij elkaar optellen. 
• zin: Ik tel de kinderen in de klas.
• tt: ik tel, jij telt, wij tellen
• vt: ik telde, wij telden
• vtd: heb geteld

de schelpenteldag

• een dag waarop schelpen geteld worden 
• zin: Doen jullie mee met de nationale schelpenteldag?
• nationale = in heel het land.

onderzoeker

• iemand die onderzoek doet
• zin: De onderzoeker heeft ontdekt dat de schelpen huisjes zijn van zeedieren. 

de halfgeknotte strandschelp

• schelp
• meest gevonden
• zin: de halfgeknotte strandschelp is de meest gevonden schelp op de nationale schelpenteldag. 

de ovale strandschelp

• schelp
• tweede plaats
• zin: de ovale strandschelp eindigde op de tweede plaats. 

(rang)telwoorden

• eerste
• tweede
• derde
• vierde
• vijfde
• zesde
• zevende
• achtste
• negende
• tiende 
• honderdste