Woordenschat; familie en vrienden (gr.6)
1 / 16
Lesson duration is: 45 minItems in this lesson
Slide 1 - Slide
Uit welke personen kan een gezin bestaan?
Slide 2 - Mind map
Slide 3 - Slide
Slide 4 - Slide
Wie kwamen terug?
Slide 5 - Open question
Slide 6 - Slide
Slide 7 - Slide
Wat zie je hier?
A
de vondeling
B
de geliefde
C
de pleegvader
D
de pleegouders
Slide 8 - Quiz
Waar word het word het woord: thuissituatie het best uitgelegd?
A
een plek waar voor kinderen wordt gezorgd die geen ouders meer hebben
B
hoe het bij iemand thuis is en gaat
C
officieel ouders worden van een kind dat bij andere ouders geboren is
D
alles wat er in een gezin gebeurt en wordt gedaan
Slide 9 - Quiz
Wat zie je hier?
A
adopteren
B
de bekende
C
het huishouden
D
de vondeling
Slide 10 - Quiz
Waar word het word het woord: pleegvader het best uitgelegd?
A
een plek waar voor kinderen wordt gezorgd die geen ouders meer hebben
B
een vrouw die voor een kind zorgt, maar niet de eigen moeder is
C
officieel ouders worden van een kind dat bij andere ouders geboren is
D
een man die voor een kind zorgt, maar niet de eigen vader is
Slide 11 - Quiz
Welke woord past hier het best bij?
A
de bekende
B
de vondeling
C
de pleegmoeder
D
adopteren
Slide 12 - Quiz
Welk woord vind je nog lastig?
Slide 13 - Mind map
Slide 14 - Slide
Hoeveel woorden ken je?
Slide 15 - Poll
Hoe vond je de les?
đđđđđ
