h2- les werkwoordspelling 2

Welkom!
timer
8:00
1 / 16
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 2

This lesson contains 16 slides, with interactive quizzes and text slides.

Items in this lesson

Welkom!
timer
8:00

Slide 1 - Slide

Komende weken = toetsstof toetsweek
1. hoofdletters & "" aanhalingstekens 
2. aan elkaar of los? 
3. werkwoordspelling 


Check-in 

Slide 2 - Slide

1. Korte uitleg van de werkwoordspelling
2. Maken spiekbriefje
3. Opdrachten maken zelfstandig. 


Deze les:

Slide 3 - Slide

1
Werkwoordspelling

Slide 4 - Slide

1. voltooid deelwoord of persoonsvorm? 
Als hij over zijn grote ambities vertelt, verbaast Cas de docent. 
Toen hij over zijn grote ambities heeft verteld, was de docent verbaasd. 

2. Engelse werkwoorden
Zelfde regels als in het Nederlands. Soms heb je wel een extra letter nodig voor de uitspraak: racen: stam -en is rac en dan klinkt niet, dus wordt de stam: race. pvtt = +t dus racet en pvvt + te dus racete. 

Werkwoordspelling: lastig

Slide 5 - Slide

Welke stappen zet je om de juiste werkwoordsvorm te vinden? 
Maak een spiekbriefje
timer
5:00

Slide 6 - Slide

Opdrachten van werkwoordspelling h1 t/m h6 uit je boek:

H1: opdracht 2 (gebiedende wijs)
H2: opdr 1, 2 en 4 (Engelse werkwoorden)
H3: opdr 1 en 2 (lastige werkwoordsvormen)
H4: opr 1, 3 en 4 (lastige werkwoordsvormen)
H5: opdr 1, 2, en 3 (samengestelde zinnen)
H6: opdr 1 en 2 (verleden tijd of voltooid deelwoord)

Opdrachten maken 

Slide 7 - Slide

Engelse werkwoorden
hoe schrijf je het volgende werkwoord in de hij-vorm, vt: timen
A
timde
B
timdde
C
timete
D
timede

Slide 8 - Quiz




hoe schrijf je het volgende werkwoord in de hij-vorm, vt: deleten

A
delette
B
deletete
C
deledde
D
deletette

Slide 9 - Quiz

Wie zich tot de burgemeester (wenden), (krijgen) zeker antwoord.
A
wend - krijgt
B
wend - krijg
C
wendt - krijgt
D
wendt - krijg

Slide 10 - Quiz

Toch (krijgen) ze bijna een ongeluk, toen in een bocht van de weg de auto (slippen).
A
krijgden - slipden
B
kregen - slipten
C
krijgen - slipde
D
kregen - slipte

Slide 11 - Quiz

Welke vorm hoort op de puntjes?
De .........toren staat op de monumentenlijst
A
verlichten
B
verlichte
C
verlichtte
D
verlichtten

Slide 12 - Quiz

Zijn vader (verwachten) niet anders van hem.
A
verwacht
B
verwachte
C
verwachtte
D
verwachtten

Slide 13 - Quiz

Engelse werkwoorden
hoe schrijf je het volgende werkwoord in de hij-vorm, vt: lunchen
A
lunchte
B
lunchde
C
lunchtte
D
lunchdde

Slide 14 - Quiz

Wanneer het licht (branden), is de kans groot dat er nog een trein langs (rijden)
A
brandt-rijdt
B
brand-rijd
C
brandt-rijd
D
brand-rijdt

Slide 15 - Quiz

Ik kan werkwoorden op de juiste manier spellen
😒🙁😐🙂😃

Slide 16 - Poll