50-2: Tekstdoelen en tekstsoorten, werken aan presentatie en lezen

• Nederlands
• Middelbare school
• vmbo k, g, t, mavo, havo, vwo
• Leerjaar 1,2

Welkom!

Leg je boek alvast op blz. 26.

Lesdoel

Aan het eind van de les ken je het verschil tussen de tekstdoelen (amuseren, informeren/instrueren/overtuigen/activeren).

Tekstdoelen

• Informeren;
• Overtuigen;
• Activeren;
• Amuseren;
• Instrueren.
  

Informeren

• Je leest feiten.
• Er staat geen mening in.
• Bijvoorbeeld: krantenbericht, schoolboek of een handleiding.

Overtuigen

• Je leest de mening van de schrijver.
  
• Bijvoorbeeld: recensie, betoog, ingezonden brief in een krant.

Activeren

• Je wordt aangespoord om iets te kopen of om bijvoorbeeld ergens naartoe te gaan.
  
• Bijvoorbeeld: advertentie, filmposter, verkiezingsaffiche.
  

Amuseren

• Teksten die geschreven zijn ter vermaak, voor je plezier dus. Bijvoorbeeld om te ontspannen.
  
• Bijvoorbeeld: strip, verhaal, mop.
  

Instrueren

• Een tekst die geschreven is om iets uit te leggen.
  
• Bijvoorbeeld: recept, stappenplan hoe je een kast van Ikea in elkaar moet zetten.
  

Welk tekstdoel past bij een strip?

1. Informeren
2. Overtuigen
3. Amuseren
4. Activeren

Welk tekstdoel past bij een betoog?

1. Amuseren
2. Activeren
3. Instrueren
4. Overtuigen

Welk tekstdoel past bij een recept?

1. Informeren
2. Activeren
3. Instrueren
4. Amuseren

Welk tekstdoel past bij een ingezonden brief?

1. Amuseren
2. Overtuigen
3. Informeren
4. Instrueren

Welk tekstdoel past bij een schoolboek?

1. Informeren
2. Overtuigen
3. Activeren
4. Amuseren

Maken/huiswerk

Blz. 26: opdracht 1 t/m 3 met je maatje.

Klaar: werken aan de presentatie.

Lesdoel bereikt?

Ken je het verschil tussen de tekstdoelen (amuseren, informeren/instrueren/overtuigen/activeren)?

Welkom!!!

Werk verder aan blz. 26: opdracht 1 t/m 3.

Klaar? Lezen en/of werken aan de presentatie. 

Lesdoel

Aan het eind van de les ken je het verschil tussen de tekstdoelen (amuseren, informeren/instrueren/overtuigen/activeren).

Vandaag

Blz. 28 opdracht 4 en 5.

Daarna: lezen in je leesboek.

Lesdoel bereikt?

Ken je het verschil tussen de tekstdoelen (amuseren, informeren/instrueren/overtuigen/activeren)?

Welkom!!!

Neem jouw huiswerk voor je. Leg je boek en schrift open neer op tafel.

Ga dan lezen in je leesboek.

Vandaag

Verder werken aan de presentatie.

Ook: lezen in je leesboek.