Herhaling tekstverbanden en signaalwoorden

Tekstverbanden en signaalwoorden
1 / 36
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 2

This lesson contains 36 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 45 min

Items in this lesson

Tekstverbanden en signaalwoorden

Slide 1 - Slide


Wat is een tekstverband?
A
Het belangrijkste wat in de tekst over het onderwerp wordt gezegd.
B
Het belangrijkste in een alinea.
C
De samenhang tussen woorden, zinnen of alinea's.
D
Relaties tussen verschillende delen van de tekst.

Slide 2 - Quiz

Signaalwoorden gebruik je om...
A
een signaal te geven.
B
structuur in de tekst aan te brengen.
C
om structuur en verbanden in de tekst aan te brengen.

Slide 3 - Quiz

Je kunt een tekstverband herkennen aan een signaalwoord. Bijvoorbeeld: maar = tegenstellend tekstverband
A
juist
B
onjuist

Slide 4 - Quiz

Welke tekstverbanden ken je nog?

Slide 5 - Slide

Welke tekstverbanden ken je nog?

Slide 6 - Open question

Tekstverbanden en signaalwoorden
In een goede tekst zijn woorden, zinnen en alinea's met elkaar verbonden.
Zo'n samenhang noem je een tekstverband.
Elk verband ontstaat door woorden, zinnen of alinea's aan elkaar te plakken met signaalwoorden.
Elk tekstverband heeft zijn eigen signaalwoorden.

Slide 7 - Slide

Aan het begin van het schooljaar leerde je 
1. chronologisch verband                      9. samenvattend verband
2. concluderend verband                     10. vergelijkend verband
3. opsommend verband
4. tegenstellend verband
5. toelichtend verband
6. doel-middel verband
7. oorzakelijk verband
8. redengevend verband


Slide 8 - Slide

Slide 9 - Slide

Slide 10 - Slide

Tekstverbanden en signaalwoorden
Chronologisch verband: beschrijft gebeurtenissen in de juiste tijdsvolgorde.

Eerst ging ik naar school en daarna ging ik naar de hockey.

Slide 11 - Slide

Tekstverbanden en signaalwoorden
Opsommend verband: er worden dingen achter elkaar opgesomd.

Ik ging naar de supermarkt en daar moest ik appels, brood en cola halen.

Slide 12 - Slide

Tekstverbanden en signaalwoorden
Tegenstellend verband: er worden zaken tegenover elkaar gezet.

Ik moet mijn huiswerk maken, maar toch ga ik eerst Netflixxen.

Slide 13 - Slide

Tekstverbanden en signaalwoorden
Toelichtend verband: er wordt extra informatie gegeven, vaak in de vorm van een voorbeeld.

Ik vind spannende series erg leuk, zoals The 100 en La Casa de Papel.

Slide 14 - Slide

Wat is het verschil tussen een reden en een oorzaak?

Slide 15 - Open question


Een reden altijd iets is wat mensen (kunnen) doen en dat ze keuzes hebben. Bij een oorzaak hebben mensen niks te kiezen en zitten ze met de gevolgen opgescheept.





Door een nog onbekende oorzaak had de bus vanochtend vertraging (oorzaak).
Dat het slecht is voor je gezondheid, is een goede reden om te stoppen met roken (reden). 

Reden of oorzaak?

Slide 16 - Slide

Een .... geeft de gebeurtenissen in de juiste tijdsvolgorde aan.
A
samenvattend verband
B
chronologisch verband
C
toelichtend verband
D
opsommend verband

Slide 17 - Quiz

Bij een ... worden bepaalde zaken achter elkaar beschreven.
A
concluderend verband
B
tegenstellend verband
C
opsommend verband
D
samenvattend verband

Slide 18 - Quiz

Bij een ... trekt de auteur een conclusie uit eerdere informatie uit de tekst.
A
concluderend verband
B
chronologisch verband
C
tegenstellend verband
D
toelichtend verband

Slide 19 - Quiz

Bij een ... geeft de auteur een verkorte weergave van eerdere informatie in de tekst.
A
samenvattend verband
B
chronologisch verband
C
opsommend verband
D
concluderend verband

Slide 20 - Quiz

Een ... laat tegenovergestelde zaken zien.
A
opsommend verband
B
Toelichtend verband
C
samenvattend verband
D
Tegenstellend verband

Slide 21 - Quiz

Bij een ... wordt extra informatie gegeven, vaak in de vorm van een voorbeeld.
A
Opsommend verband
B
Toelichtend verband
C
Samenvattend verband
D
Chronologisch verband

Slide 22 - Quiz

In de vakantie heb ik met vriendinnen afgesproken en daarnaast heb ik ook veel gegamed.
A
chronologisch verband
B
opsommend verband
C
tegenstellend verband
D
toelichtend verband

Slide 23 - Quiz

Binnenkort gaat mijn broertje voor het eerst naar de middelbare school.
A
chronologisch verband
B
opsommend verband
C
tegenstellend verband
D
toelichtend verband

Slide 24 - Quiz

Ik ben gek op chips met vreemde smaakjes, zoals de smaak stokbroodje kruidenboter.
A
chronologisch verband
B
opsommend verband
C
tegenstellend verband
D
toelichtend verband

Slide 25 - Quiz

Ik heb mijn huiswerk gemaakt, maar ik heb het niet af gekregen.
A
chronologisch verband
B
opsommend verband
C
tegenstellend verband
D
toelichtend verband

Slide 26 - Quiz

Een ... geeft aan welk middel wordt gebruikt om een bepaald doel te bereiken.
A
oorzakelijk verband
B
redengevend verband
C
voorwaardelijk verband
D
doel-middelverband

Slide 27 - Quiz

Een ... geeft aan waarom iemand iets doet of vindt.
A
redengevend verband
B
toegevend verband
C
oorzakelijk verband
D
vergelijkend verband

Slide 28 - Quiz

Een ... laat zien waardoor iets gebeurt (waarop je niet altijd invloed hebt).
A
doel-middelverband
B
oorzakelijk verband
C
toegevend verband
D
vergelijkend verband

Slide 29 - Quiz

Een ... geeft een andere kant van de zaak aan.
A
voorwaardelijk verband
B
doel-middelverband
C
toegevend verband
D
redengevend verband

Slide 30 - Quiz

Een ... maakt duidelijk onder welke voorwaarden iets gebeurt.
A
voorwaardelijk verband
B
redengevend verband
C
toegevend verband
D
vergelijkend verband

Slide 31 - Quiz

Een ... laat een overeenkomst of een verschil zien.
A
toegevend verband
B
oorzakelijk verband
C
doel-middelverband
D
vergelijkend verband

Slide 32 - Quiz

Welk tekstverband geeft
'Om...te...' aan?
A
samenvattend
B
voorwaardelijk
C
middel/doel
D
oorzaak/gevolg

Slide 33 - Quiz

Welk signaalwoord past er bij het volgende tekstverband?
Tekstverband: VOORWAARDELIJK
A
mits
B
waardoor
C
omdat
D
alles bij elkaar

Slide 34 - Quiz

Welk tekstverband herken je? 'Kortom, dit was de herhaling over tekstverbanden en signaalwoorden.'
A
Middel/doel verband
B
Oorzaak/gevolg verband
C
Samenvattend verband
D
Voorwaardelijk verband

Slide 35 - Quiz

Tekstverbanden en signaalwoorden ...
snap ik goed
maak ik me niet druk om
moet ik nog beter oefenen
blijf ik lastig vinden
anders ...

Slide 36 - Poll