1L Donnerstag, den 19. November 2020

• Duits
• Middelbare school
• vwo
• Leerjaar 1

Donnerstag, den 19. November 2020

• Willkommen
• Vorige Woche: Aussprache + idewis
• Nachsehen Hausaufgaben
• Lernziele
• Lernliste Kapitel 2
• Sprachmittel
• LessonUp: haben, sein und werden
• Hausaufgaben
• Zum Schluss

Nachsehen Hausaufgaben

Seiten 46-47

Aufgaben 29 + 31

Lernziele:

• Je kunt vragen stellen en antwoorden geven over jezelf en anderen.
• Je kunt de werkwoorden sein, haben en werden in de tegenwoordige tijd gebruiken
• Je kent de persoonlijke voornaamwoorden en het vragend voornaamwoord wer

Lernliste Kapitel 2:

Wiederholung.

Sprechen: Sprachmittel     Seiten 50-51

Besprechen Aufgabe 37: Sprachmittel

Sprachmittel   Seite 51

1. Erklärung Aufgaben 38:
   
2. Werk zelfstandig.
3. Maak vraagzinnen en antwoorden m.b.v. de steekwoorden.
   
4. Klaar: voer het gesprek en wissel van rol.
   

1. Erklärung Aufgabe 39:
2. Werk zelfstandig.
3. Maak van de steekwoorden antwoordzinnen.
   
4. Wanneer deze klaar zijn, maak je met behulp van de Sprachmittel (ook Kapitel 1) bijbehorende vraagzinnen.
   
5. Klaar: voer het gesprek en wissel van rol

Sprachmittel   Seite 51

Aufgabe 41 

Werk in tweetallen.

Gebruik de tabel voor het stellen van vragen en de Sprachmittel van Seite 50 voor het antwoord.

Wissel van rol.

Klaar: Leren Lernliste, leren werkwoorden haben sein en werden.

Wo .... ihr geboren?
Werkwoord: sein toepassen.

Wir .... uns noch nicht vorgestellt.
Werkwoord haben toepassen.

Und wo .... du geboren?

1. bin
2. bist
3. ist
4. sind

Wie lange .... Sie in München gewohnt?

Werkwoord haben toepassen.

Wer ... das auf dem Foto?
Werkwoord sein toepassen.

... du noch keine E-Mail-Adresse?

1. Habe
2. Hast
3. Hat
4. Haben

Herr Müller? .... .... Schweizer.

Vul persoonlijk vnw en juiste vorm van sein in!!

Katharina .... krank.

1. werde
2. wirst
3. wird
4. werden

Ihr .... uns nachher abholen?

1. wirst
2. wird
3. werden
4. werdet

Wo ... du studieren? In Stuttgart oder in München?

1. werde
2. wirst
3. wird
4. werden

Morgen wird das Wetter besser. Es wird nicht regnen.

1. worden
2. zullen

Falls wir zum Karneval in Venedig reisen, werden
wir uns eine Maske mitnehmen.

1. worden
2. zullen

Mein Bruder im Sommer 20 Jahre alt.

1. worden
2. zullen

Wirst du deine Hausaufgaben machen?

1. worden
2. zullen

Hausaufgaben Donnerstag, den 19. November 2020:

L Lernliste B Wortschatz                                                 Seite 60

L A Sehen  C Hören D Lesen H Lesen                         Seite 61

L werkwoord werden, haben en herhalen sein Seiten 44+ 62

Maken Aufgaben week 47 Aufgaben 37 t/m 41 → in het boek!!!

Tip: Slim Stampen Grammatik 

Studiewijzer week 47:

Aufgaben 37 t/m 41