H2 Figuurlijk taalgebruik

Figuurlijk taalgebruik
1 / 18
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo bLeerjaar 3

This lesson contains 18 slides, with interactive quizzes, text slides and 1 video.

Items in this lesson

Figuurlijk taalgebruik

Slide 1 - Slide

Slide 2 - Slide

Slide 3 - Slide

Slide 4 - Slide

Slide 5 - Slide

0

Slide 6 - Video

Slide 7 - Slide

Instructie
Bij de volgende oefeningen geef je de figuurlijke betekenis van de zinnen. 

Slide 8 - Slide

Een mager cijfer hebben
A
een laag cijfer
B
een hoger cijfer

Slide 9 - Quiz

Het zag er zwart van de mensen
A
Het was erg druk
B
Het was donker

Slide 10 - Quiz

Er kwam echt geen hond kijken
A
Er kwamen alleen katten
B
Er kwam niemand

Slide 11 - Quiz

Dat is weggegooid geld
A
Dat is zonde van je geld
B
Het geld ligt in de prullenbak

Slide 12 - Quiz

Iemand tegen het lijf lopen
A
Tegen iemand aan botsen
B
Iemand tegenkomen

Slide 13 - Quiz

Bedenk nu zelf een uitdrukking in figuurlijk taalgebruik.

Slide 14 - Open question

Maak een volledige zin met: 'Iets in je oren knopen'. De betekenis van de uitdrukking moet in je zin duidelijk worden.

Slide 15 - Open question

Letterlijk
Figuurlijk
Hij heeft een hart van goud.
Ze zijn een goude duo.
Ik vond een gouden ring.
Morgenstond heeft goud in de mond.
De waarde van goud is hoog.
Dit is echt goud waard.

Slide 16 - Drag question

Letterlijk
Figuurlijk
Een hart onder de riem steken.
Hij brak mijn hart.
Hij heeft een hartoperatie gehad.
Het gaat me aan het hart.
Mijn hond eet graag hart.
Hij sneed het hart uit het dier.
Het hart op de tong hebben.

Slide 17 - Drag question

Slide 18 - Slide