epilepsie

EPILEPSIE
Verpleegkunde
Module A2
Periode 8, week 3
1 / 52
next
Slide 1: Slide
Verpleging en verzorgingMBOStudiejaar 2

This lesson contains 52 slides, with interactive quizzes, text slides and 5 videos.

time-iconLesson duration is: 120 min

Items in this lesson

EPILEPSIE
Verpleegkunde
Module A2
Periode 8, week 3

Slide 1 - Slide

This item has no instructions

Programma
  • Terugkoppeling uitwerking 'Syndromen bij mensen met een verstandelijke beperking' - (week 1)
  • Terugkoppeling Autistisch spectrum (week 2)
  • College Epilepsie
  • Opdracht Gedragsproblemen bij epilepsie (huiswerk)

Slide 2 - Slide

This item has no instructions

Slide 3 - Link

This item has no instructions

Slide 4 - Slide

This item has no instructions

Leerdoelen
De student:
  • Kan in eigen woorden weergeven wat epilepsie inhoudt.
  • Kan verschillen vormen van epileptische insulten uitleggen.
  • Kan verschillen vormen van behandelingen bij epilepsie benoemen.
  • Kan oorzaken en uitlokkende factoren van epilepsie benoemen.
  • Kan aangeven hoe de diagnose van epilepsie wordt gesteld.
  • Kan aangeven wat belangrijke leefregels zijn voor iemand met epilepsie.
  • Kan aangeven waaruit verpleegkundige zorg bestaat bij een zorgvrager met epilepsie.

Slide 5 - Slide

This item has no instructions

Waar denk je aan bij epilepsie?

Slide 6 - Mind map

Epilepsie is een aandoening van het centrale zenuwstelsel.
De hersenen bestaan uit zenuwcellen. 

Voor bepaalde processen worden elektrische prikkels doorgegeven met boodschapperstoffen (neurotransmitters).
De overdracht van de elektrische prikkels is verstoord.


Wat is epilepsie?
Epilepsie is een aandoening die zich uit in de vorm van aanvallen. Deze ontstaan door een plotselinge, tijdelijke en ongecontroleerde verstoring van elektrische prikkeloverdracht in de hersenen (een soort van kortsluiting).


Epilepsie is een aandoening waarbij een persoon getroffen wordt door vaker terugkerende aanvallen, waarbij de motoriek, de beleving en het gedrag plotseling veranderen, 
eventueel gepaard gaande met bewusteloosheid.

Pas bij herhaling van aanvallen is sprake van epilepsie

Slide 7 - Slide

This item has no instructions

Slide 8 - Video

This item has no instructions

Epilepsie wordt ook wel de 'vallende' ziekte genoemd
A
klopt
B
klopt, maar dan de Fallende ziekte
C
klopt niet
D
klopt niet, ziekte van Marphan

Slide 9 - Quiz

This item has no instructions

Prevalentie / incidentie
  • In Nederland hebben ongeveer 200.000 mensen epilepsie
  • Jaarlijks komen er ± 6000 mensen bij
  • Bij ± 70 % openbaart het zich vóór het 20e levensjaar
  • Boven de 60 jaar is de kans op epilepsie weer groter
  • Mannen hebben 15% meer kans
  • 30 % van de mensen met een verstandelijke beperking heeft epilepsie

Slide 10 - Slide

This item has no instructions

Welke soorten epileptische
aanvallen ken je?

Slide 11 - Mind map

This item has no instructions

Slide 12 - Slide

This item has no instructions

Slide 13 - Video

This item has no instructions

Slide 14 - Slide

This item has no instructions

Gegeneraliseerde aanval 
partiële of focale aanval

Slide 15 - Slide

This item has no instructions

Soorten epileptische aanvallen
Partiële aanvallen: hierbij is sprake van een plaatselijke stoornis in een hersenhelft.  Eenvoudig of complex.

Gegeneraliseerde aanvallen: stoornis doet zich in de gehele hersenen voor. 
- Absences
- Tonisch-clonische aanval
- Atonische aanvallen
- Myoclonische aanvallen
 




Slide 16 - Slide

This item has no instructions

Slide 17 - Video

https://youtu.be/Ars8GHGM4FA?feature=shared 
Je hoort plots een gil en een smak. Wanneer je bij de zorgvrager komt ligt hij op de grond en schokt met armen en benen. Hij is niet aanspreekbaar. Wat is er aan de hand en waarom gilt de zorgvrager?

Slide 18 - Open question

This item has no instructions

Vervolg soorten epileptische aanvallen

Epilepsie syndromen: Neurologische verschijnselen die samengaan met epileptische verschijnselen. 

Slide 19 - Slide

This item has no instructions

Status epilepticus: Epileptische aanvallen die meer dan 30 min. optreden. 

Slide 20 - Slide

This item has no instructions

Wat kunnen oorzaken zijn
van epilepsie?

Slide 21 - Mind map

This item has no instructions

Oorzaken
- Zuurstoftekort in de hersenen (bv tijdens geboorte of a.g.v. een ongeval)
- Aangeboren afwijkingen in de hersenen (vaatanomalieën)
- Stofwisselingsstoornissen of ontregelingen
- Infecties (bv hersenvliesontsteking)
- Tumoren
- Giftige stoffen
- Eerder gevormd littekenweefsel
- Bij 30 % is sprake van verhoogde aanleg of erfelijkheid

Slide 22 - Slide

This item has no instructions

Wat kunnen triggers zijn voor
een epileptische aanval?

Slide 23 - Mind map

This item has no instructions

Uitlokkende factoren
  • Overmatig alcoholgebruik
  • Discolampen (flikkering)
  • Voor of na grote spanningen
  • Door een tekort aan slaap
  • Hormonale veranderingen (menstruatie)
  • Sterke temperatuurwisseling (koorts)

Slide 24 - Slide

This item has no instructions

Diagnostiek
Anamnese: Een goede beschrijving van de aanval (video-opname) bijhouden van een aanvalskalender
Neurologische onderzoek:
 - EEG (meten van de elektrische activiteit), verschillende vormen
 - CT-scan (bv bij bloedvatmisvormingen)
 - MRI-onderzoek (om structuurafwijkingen te kunnen meten)
 - neuropsychologisch onderzoek

Slide 25 - Slide

This item has no instructions

Welke interventies pas je toe bij een epileptisch insult?

Slide 26 - Open question

This item has no instructions

Slide 27 - Video

This item has no instructions

Coupeermedicatie
Medicatie die ervoor zorgt dat aanval onderbroken wordt. (Couperen betekent 'afsnijden'). Medicatie wordt ingebracht via:

  • Rectaal: Stesolid rectiole
  • Wangzak: Rivotril druppels
  • Neusspray: Midazolam



Slide 28 - Slide

This item has no instructions

Behandeling
  • Medicamenteuze behandeling (anti-epileptica)
- helpt in ± 70 % van alle gevallen
- werking wordt oa met bloedspiegel bepaald
- heeft over het algemeen nadelige bijwerkingen
- therapietrouw is belangrijk

  • Chirurgische behandeling om haard te verwijderen
  • Ketogeen dieet (vooral bij kinderen)
  • Nervus Vagus stimulatie


Slide 29 - Slide

This item has no instructions

Slide 30 - Slide

This item has no instructions

Slide 31 - Video

This item has no instructions

Leefregels
  • Rekening houden met de ziekte
  • Baden (zwemmen) 
  • Sporten 
  • Helm dragen
  • Beperkt alcoholgebruik
  • Autorijden 
  • Beroep
  • Slapen / rusten
  • Stressvolle situaties vermijden
  • Uitlokkende prikkels vermijden

Slide 32 - Slide

This item has no instructions

Verpleegkundige zorg
Goed observeren:
  • Was er een aura / voortekenen?
  • Hoe / waar begon de aanval?
  • Hoelang duurde de aanval?
  • Tijdstip van de aanval
  • Verschijnselen tijdens de aanval (bewustzijn, motorisch, ogen, ademhaling)
  • Gedrag vóór de aanval
  • Uitlokkende factoren
  • Veranderingen in gezondheidstoestand

Slide 33 - Slide

This item has no instructions

Vervolg vpk zorg
  • Goed invullen van een aanvalskalender
  • Bescherming bieden
  • Zorg bieden na een aanval (incontinentie, bedrust, verwardheid)
  • Begeleiding bij medicatie-inname
  • Voorlichting over medicatie, leefregels
  • Verwijzen naar patiëntenvereniging

Slide 34 - Slide

This item has no instructions

Bij welke aanval is sprake van bewustzijnsverlies?
A
Focale aanvallen
B
Gegeneraliseerde aanvallen

Slide 35 - Quiz

This item has no instructions

Bij een grand mal is kans op hersenbeschadiging door zuurstoftekort.
A
Waar
B
Niet waar

Slide 36 - Quiz

This item has no instructions

Wanneer is sprake van een gegeneraliseerde epileptische aanval?

A
Als het op één plek in de hersenen begint
B
Als de aanval verspreid in de gehele hersenen begint
C
Als de aanval ergens anders in het lichaam begint

Slide 37 - Quiz

This item has no instructions

Anti-epileptica kan de patiënt gerust een dag overslaan, zo goed zijn ze.
A
Juist
B
Onjuist

Slide 38 - Quiz

This item has no instructions

Wanneer is sprake van een status epilepticus?
A
Wanneer een aanval vanzelf over gaat
B
Wanneer een aanval niet vanzelf over gaat
C
Wanneer een aanval langer dan een kwartier duurt
D
Wanneer een aanval langer dan een half uur duurt

Slide 39 - Quiz

This item has no instructions

Opdracht
Start met je subgroep met de opdracht 'Week 3 - Gedragsproblemen en epilepsie'. Werk de opdracht met elkaar uit. Volgende week zullen we deze nabespreken. 

Slide 40 - Slide

This item has no instructions

LOB
  • Studiehoudingslijsten
  • Individuele gesprekken
  • BPV gesprekken
  • Flexibel onderwijs

Slide 41 - Slide

This item has no instructions

Slide 42 - Slide

This item has no instructions

Slide 43 - Slide

This item has no instructions

Slide 44 - Slide

This item has no instructions

Slide 45 - Slide

This item has no instructions

Slide 46 - Slide

This item has no instructions

Slide 47 - Slide

This item has no instructions

Slide 48 - Slide

This item has no instructions

Slide 49 - Slide

This item has no instructions

Slide 50 - Slide

This item has no instructions

Slide 51 - Slide

This item has no instructions

Slide 52 - Slide

This item has no instructions