Q&A communicatie 9-10 2e jaars

Q&A communicatie 9-10 2e jaars
1 / 30
next
Slide 1: Slide

This lesson contains 30 slides, with interactive quizzes, text slides and 1 video.

Items in this lesson

Q&A communicatie 9-10 2e jaars

Slide 1 - Slide

This item has no instructions

Hoeveel suïcidepogingen vinden per dag plaats in Nederland?
A
34
B
72
C
135
D
166

Slide 2 - Quiz

8 min
Hoeveel suïcides vinden per dag plaats in Nederland?
A
3
B
5
C
12
D
19

Slide 3 - Quiz

1825 in 2020.
Wat veroorzaakt op jaarbasis meer doden?
A
Verkeersongevallen
B
Zelfdodingen

Slide 4 - Quiz

Per jaar 3 keer zoveel zelfdodingen als verkeersdoden.
Hoeveel mensen raken gemiddeld (in)direct betrokken bij een suïcide?
A
15
B
48
C
81
D
135

Slide 5 - Quiz

Familie, vrienden, zorgverleners, buren, politie, omstanders
Wie pleegt vaker suïcide?
A
Mannen
B
Vrouwen

Slide 6 - Quiz

Mannen van middelbare leeftijd lopen hoogste risico.

Persoonlijk verlies, emotieregulerende vaardigheden vaak onvoldoende aangeleerd.
Wie doet vaker een suïcidepoging?
A
Mannen
B
Vrouwen

Slide 7 - Quiz

Maar vrouwen slagen minder vaak dan mannen. Minder dodelijke methoden.
Signalen van suïcidaliteit

Slide 8 - Mind map

5 min
Welke signalen kun je noemen die erop kunnen wijzen dat iemand suïcidale klachten heeft?

Afzonderen
Slaapproblemen
Zelfverwaarlozing
Interesseverlies
Hopeloosheid
Roekeloos gedrag
Apathie

Snel emotioneel
Gevoelswereld wordt kleiner
Verminderde concentratie
Opstandig
Agressief

Slide 9 - Slide

This item has no instructions

Do:
  • Stel de vraag;
  • Maak het concreet;
  • Heb oog voor de veiligheid;
  • Ondersteun en verwijs mogelijk door;
  • Versterk de adequate coping.
Don't:
  • Goedbedoelde adviezen;
  • Meteen op willen lossen;
  • Eromheen draaien;
  • Meepraten;
  • Bagatelliseren;
  • Oordelen.

Slide 10 - Slide

8 min
- Wat is het ergste dat wel/niet kan gebeuren?
- Plannen? Op welke termijn?
- Hoe kun je vanavond veilig blijven? Afgeven middelen
- Probeer samen hulp te zoeken
- In contact blijven met mensen

- Fitopjouwmanier.nl
- Luisteren is op dit punt belangrijker. Je bent geen psychiater.
- Het niet bij de naam benoemen. "Die gedachte van laatst, speelt dat nog?"
- "Ja, heel erg. Als ik jou was, zou ik ook hetzelfde denken."
- "Ik ben ook wel eens somber."
- "Dat kun je de kinderen toch niet aan doen?"

Rechten en plichten van de  zorgverlener
Conflict van plichten: als een zorgverlener meent dat hij zijn beroepsgeheim moet doorbreken omdat een ander concreet belang zwaarder weegt en omdat hij met het doorbreken van het beroepsgeheim ernstig nadeel kan voorkomen. De beslissing ligt bij de zorgverlener. Besluit de zorgverlener het beroepsgeheim te doorbreken, dan is hij niet strafbaar als hij zich met succes kan beroepen op overmacht. 

Bij wie melden?
  • Huisarts --> crisisdienst;
  • Behandelaar --> crisisdienst;
  • (Mogelijk) levensbedreigende situatie? Bel 112!



Slide 11 - Slide

3 min
Beroepsgeheim doorbreken? Nee, tenzij.

Tuchtcollege, als je goed kunt onderbouwen waarom het overmacht was (conflict van plichten), dan geen vervolging. Blijft altijd wat subjectief.
Waarschuwing
  • Stichting 113 Zelfmoordpreventie;
  • Ervaringsverhaal;
  • Let op jezelf en elkaar.

Slide 12 - Slide

Als het je te veel wordt, ga gerust even de gang op. Ga niet weg, maar kom aan het einde even terug zodat we weten dat je oké bent.

In het tweede gedeelte van de les komt mijn ervaringsverhaal naar voren. Ik heb vorig jaar zelf een TS gedaan, daar ga ik wat over vertellen. Ook is er gelegenheid om vragen te stellen en met elkaar het gesprek aan te gaan.
0

Slide 13 - Video

This item has no instructions

Signalen van suïcidaliteit
  • Somberheid;
  • Stemmingswisselingen;
  • Verlies van interesses;
  • (Zelf)isolatie;
  • Persoonlijke verwaarlozing;
  • Slaapproblemen;
  • Drank-/drugsgebruik;
  • Verslechterde school-/werkprestaties;
  • Weggeven persoonlijke bezittingen;
  • "Voor mij hoeft het niet meer"
  • Zelfbeschadiging;
  • Roekeloos gedrag;
  • Methoden zoeken/navragen om zichzelf wat aan te doen;
  • Plotselinge veranderingen gedrag/emoties;

Slide 14 - Slide

Niet elk signaal is even ernstig, stoplichtmodel. 
Meerdere groene of oranje signalen kunnen samen wel ernstig zijn. Let op de opstapeling.
Suïcidaliteit 
Chronische suïcidaliteit 
- Langdurige doodwens 
Acute suïcidaliteit 
- Soms impulsief
- Geen eerdere TS

Slide 15 - Slide

This item has no instructions

Suïcidaal gedrag
Suïcidaal gedrag kan je zien als een manier om een oplossing te zoeken voor ondraaglijke pijn en onoplosbare problemen. Suïcidaal gedrag is als iemand:

  • gedachten heeft over zelfdoding en/of;
  • de intentie heeft zichzelf te doden en/of;
  • bezig is met het voorbereiden van zelfdoding en/of;
  • en poging doet om zichzelf te doden.

Slide 16 - Slide

This item has no instructions

Suïcide en suïcidaal gedrag
Suïcide, zelfmoord of zelfdoding is een handeling met een dodelijke afloop
Een suïcidepoging of wel TS (tentamen suïcide) is een handeling zonder dodelijke afloop.

Suïcide- of zelfmoordgedachten zijn alle mentale processen die gericht zijn op het uitvoeren van een handeling om zichzelf te doden of zichzelf te beschadigen (bv suïcidale verlangens, wensen om er niet meer te zijn, fantasieën over een suïcide plan)


Slide 17 - Slide

This item has no instructions

Suïcidale gedachten en zelfdoding
  • Tussen denken aan de dood en zelfdoding zit nog een hele weg. 

  • Het is niet zozeer de wens om dood te zijn die bij suïcidale gedachten voorop staat, maar het verlangen te ontsnappen aan een moeilijke situatie die ondraaglijk en uitzichtloos lijkt.




Slide 18 - Slide

This item has no instructions

Preventie van suïcidaliteit 
  • Verminderingen toegankelijkheid van middelen
  •  Beperken van alcohol- en drugsgebruik
  • Voorzichtigheid in berichtgeving
  • Verminderen van psychische en psychosociale problematiek
  • Gatekeepertraining en signaleren van suïcidaal gedrag 

Slide 19 - Slide

This item has no instructions

Slide 20 - Slide

This item has no instructions

Slide 21 - Slide

This item has no instructions

Slide 22 - Slide

This item has no instructions

Slide 23 - Slide

This item has no instructions

Slide 24 - Slide

This item has no instructions

Slide 25 - Slide

This item has no instructions

Wat kan je doen om agressie te voorkomen
((meerdere antwoorden mogelijk)
A
duidelijk zijn in eisen en vragen aan de cliënt
B
de cliënt terecht wijzen en boos worden
C
schreeuwen tegen de cliënt
D
zekerheid uit stralen zonder te kleineren

Slide 26 - Quiz

This item has no instructions

Hoe kan jij de controle bewaren ?
(meerdere antwoorden mogelijk)
A
blijven praten
B
toegeven aan je angst
C
je bent slachtoffer dus ga je je zo gedragen
D
roepen en hard zingen,

Slide 27 - Quiz

This item has no instructions

Het ontstaan van onbegrepen gedrag
Gedrag, dus ook onbegrepen gedrag, wordt bepaald door de interactie tussen zorgvragers en diens omgeving. Factoren die een rol kunnen spelen bij het ontstaan van onbegrepen gedrag: 
  • Lichamelijke conditie
  • Hersenaandoening
  • Medicijngebruik
  • Psychische factoren (persoonlijkheid, omgaan met tegenslag, levensloop, stemming, omgeving

Slide 28 - Slide

This item has no instructions

Angst
Soms wil je zelf ook niet laten merken dat je angstig bent als een zorgvrager agressief gedrag vertoont. Verbaal lukt dit vaak wel, maar non-verbaal niet echt.

De zorgvrager weet niet wat er gaat gebeuren, dus is het zaak om zelfverzekerd over te komen. Je zult moeten proberen jouw energie die (de eigen) angst met zich meebrengt, om te zetten in (positief) handelen. 

Slide 29 - Slide

This item has no instructions

8 kernelementen voor omgang 
met onbegrepen gedrag
  1. Tijdig signaleren van onbegrepen gedrag zodat ingegrepen kan worden voordat escalatie plaatsvindt.
  2. Een gedegen analyse maken van het gedrag met nagaan van oorzaken op lichamelijk, psychisch en sociaal terrein.
  3. Multidisciplinair werken in een team met in ieder geval verzorgende, arts en psycholoog.
  4. De oorzaak van het gedrag aanpakken en niet het gedrag zelf. 
  5. Eerst psychosociale interventies toepassen. Psychofarmaca worden alleen toegepast wanneer kan worden aangetoond dat psychosociale interventies niet (voldoende) werkzaam zijn (met uitzondering van een lichamelijke oorzaak of bij sprake van een delier of psychose).
  6. Psychofarmaca volgens de richtlijn toepassen tenzij er belangrijke redenen zijn om hiervan af te wijken.
  7. Familie en mantelzorg betrekken bij de analyse en aanpak van het probleem.
  8. Behandeling evalueren met extra aandacht voor het mogelijk staken van behandeling met psychofarmaca.




Slide 30 - Slide

This item has no instructions