3.7 grammatica lijdend voorwerp

3.7 grammatica
Lijdend voorwerp
1 / 16
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo t, havo, vwoLeerjaar 1

This lesson contains 16 slides, with interactive quizzes, text slides and 1 video.

time-iconLesson duration is: 30 min

Items in this lesson

3.7 grammatica
Lijdend voorwerp

Slide 1 - Slide

Stillezen
timer
10:00

Slide 2 - Slide

Wat ga ik deze les leren?

Ik kan het werkwoordelijk gezegde in een zin vinden

Ik kan het onderwerp in een zin vinden

Ik kan het lijdend voorwerp in een zin vinden

Slide 3 - Slide

De postbode | gaf | het pakketje | aan de buren.


Wat is het werkwoordelijk gezegde?
A
gaf
B
de postbode
C
het pakketje
D
aan de buren

Slide 4 - Quiz

Laura | heeft | haar huiswerk | toch | gemaakt.


Wat is het werkwoordelijk gezegde?
A
Laura
B
haar huiswerk
C
toch
D
heeft gemaakt

Slide 5 - Quiz

Zinsdelen:
lijdend voorwerp

Slide 6 - Slide

Je weet al
  • hoe je de persoonsvorm kunt vinden
  • hoe je de zin moet verdelen in zinsdelen
  • hoe je het onderwerp kunt vinden
  • hoe je het werkwoordelijk gezegde kunt vinden

Slide 7 - Slide

Uitleg
  1. Persoonsvorm: zin vragend maken / in een andere tijd zetten
  2. Werkwoordelijk gezegde: pv + alle andere ww
  3. Onderwerp: Wie / wat + werkwoordelijk gezegde
  4. Lijdend voorwerp: wie / wat + werkwoordelijk gezegde + onderwerp


Voorbeeld
Hij heeft een voetbal gevonden. 
pv = heeft
wwg = heeft gevonden
ond = hij
lv = wie/wat heeft hij gevonden?

Slide 8 - Slide

De postbode | gaf | het pakketje | aan de buren.


Wat is het lijdend voorwerp?
A
gaf
B
de postbode
C
het pakketje
D
aan de buren

Slide 9 - Quiz

Laura | heeft | haar huiswerk | toch | gemaakt.


Wat is het lijdend voorwerp?
A
Laura
B
haar huiswerk
C
toch
D
heeft gemaakt

Slide 10 - Quiz

Hebben | jullie buren | ook | een dure vakantie | geboekt | via die site?

Wat is het lijdend voorwerp?
A
jullie buren
B
via die site
C
een dure vakantie
D
hebben geboekt

Slide 11 - Quiz

Welke vraag kun je stellen om het lijdend voorwerp te vinden?

Slide 12 - Open question

Klopt dit?

In een zin zit altijd een lijdend voorwerp. 
A
Ja
B
Nee

Slide 13 - Quiz

Klopt dit?

Een lijdend voorwerp begint nooit met een voorzetsel (zoals op, in, aan, met, voor e.d.).
A
nee
B
ja

Slide 14 - Quiz

Ik snap wat een lijdend voorwerp is en hoe ik deze in de tekst kan vinden
😒🙁😐🙂😃

Slide 15 - Poll

Slide 16 - Video