Controlequiz bij par. 1 tm 3 H1

Een ander woord voor constitutie is:
A
Koning
B
Grondwet
C
Republiek
D
Parlement
1 / 19
next
Slide 1: Quiz
GeschiedenisMiddelbare schoolvmbo tLeerjaar 4

This lesson contains 19 slides, with interactive quizzes.

Items in this lesson

Een ander woord voor constitutie is:
A
Koning
B
Grondwet
C
Republiek
D
Parlement

Slide 1 - Quiz

Wie is deze man?
A
Willem I
B
Willem II
C
Thorbecke
D
Troelstra

Slide 2 - Quiz

Welke reden heeft Willem II om de grondwet toch te laten invoeren?

Slide 3 - Open question

In 1848 zijn dit de belangrijkste namen:
A
Willem I - Thorbecke
B
Willem II - Willem I
C
Willem II - Thorbecke
D
Willem III - Thorbecke

Slide 4 - Quiz

1848 wordt ook wel het ...jaar genoemd.

Slide 5 - Open question

Wie mogen er in 1848 stemmen?
A
Mannen
B
Rijke mannen en vrouwen
C
Mannen die voldoende belasting betalen
D
Niemand

Slide 6 - Quiz

Wat betekent censuskiesrecht in 1848?
A
Mannen mogen stemmen
B
Rijke mannen en vrouwen mogen stemmen
C
Als een man genoeg belasting betaalde mocht hij stemmen
D
Niemand mag stemmen

Slide 7 - Quiz

Ministeriële verantwoordelijkheid betekent:
A
Ministers kunnen niet vervolgd worden
B
Ministers zijn verantwoordelijk voor goed bestuur
C
Ministers hebben geen invloed
D
Ministers moeten het parlement uitleggen hoe hij zijn werk doet.

Slide 8 - Quiz

De koning(in) is onschendbaar betekent:
A
Ministers verantwoordelijk zijn voor wat de koning zegt of doet.
B
Ministers zijn verantwoordelijk voor goed bestuur
C
De koning heeft heel veel invloed.
D
Ministers zijn alleen verantwoordelijk voor zichzelf.

Slide 9 - Quiz

Een land zonder koning(in) is een:
A
Monarchie
B
Republiek
C
Dictatuur
D
Staat

Slide 10 - Quiz

Koninkrijk met een grondwet is:
A
Parlementaire democratie
B
Constitutionele monarchie

Slide 11 - Quiz

Wie had de meeste macht voor 1848?
A
De koning
B
Het parlement
C
Provinciale Staten
D
De ministers

Slide 12 - Quiz

Wie had de meeste macht na 1848?
A
De koning
B
Het parlement
C
Provinciale Staten
D
De ministers

Slide 13 - Quiz

Welk land wilde Luxemburg kopen in 1867?
A
Duitsland
B
Frankrijk
C
Nederland

Slide 14 - Quiz

Welke koning is vorst tijdens de Luxemburgse Kwestie?
A
Willem I
B
Willem II
C
Willem III
D
Willem-Alexander

Slide 15 - Quiz

Welk gevolg had de Luxemburgse Kwestie?

Slide 16 - Open question

De regering zijn:
A
Eerste en Tweede Kamer
B
Ministers en de Koning(in)
C
Ministers en Provinciale Staten
D
Alleen de Ministers en de Minister-President

Slide 17 - Quiz

Is het mogelijk als minister in de Tweede Kamer te zitten?
A
Ja
B
Nee

Slide 18 - Quiz

Het parlement bestaat uit:
A
Ministers en staatssecretarissen
B
Ministers en koningen
C
Eerste en Tweede Kamer
D
Eerste Kamer en ministers

Slide 19 - Quiz