6.3 Voedselproductie

Thema 6 Mens en milieu
6.3 Voedselproductie
1 / 34
next
Slide 1: Slide
BiologieMiddelbare schoolvwoLeerjaar 4

This lesson contains 34 slides, with interactive quizzes, text slides and 2 videos.

time-iconLesson duration is: 45 min

Items in this lesson

Thema 6 Mens en milieu
6.3 Voedselproductie

Slide 1 - Slide

Veredeling

Slide 2 - Slide

Veredeling
Genetische modificatie

Slide 3 - Slide

Kunstmatige selectie en veredeling

Slide 4 - Slide

Monocultuur
Wisselcultuur

Slide 5 - Slide

Intensieve veehouderij
Biologische veehouderij

Slide 6 - Slide

Waarom is het juist belangrijk in de monocultuur en intensieve veehouderij om ziekte te voorkomen?

Slide 7 - Open question

Slide 8 - Slide

Slide 9 - Slide

Chemische bestrijding
Chemische bestrijdingsmiddelen (gif), heten over het algemeen pesticiden
- Insecticiden - tegen insecten
- Herbiciden - tegen onkruid

Voordelen: snel, goedkoop, effectief
Nadelen: Persistentie, resistentie, niet soort-specifiek, komt in drink- en grondwater terecht. 

Slide 10 - Slide

Slide 11 - Slide

Slide 12 - Slide

Resistentie

Slide 13 - Slide

Slide 14 - Slide

Slide 15 - Slide

Slide 16 - Video

slakken uit de tuin halen door ze te vangen is
A
biologische bestrijding
B
chemische bestrijding
C
mechanische bestrijding

Slide 17 - Quiz

Bepaalde vlinders worden bestreden door middel van het inzetten van sluipwespen. Hoe noem je deze vorm van bestrijding.
A
chemische bestrijding
B
resistente bestrijding
C
biologische bestrijding

Slide 18 - Quiz

Een teler heeft last van bladluis op zijn gewas. Hij zet lieveheersbeestjes in om de bladluizen op te eten. Dit is een voorbeeld van?
A
Vruchtwisseling
B
Accumulatie
C
Biologische bestrijding
D
Bio industrie

Slide 19 - Quiz

Terug naar je spruitenveld. Je hebt kunstmest gebruikt, maar te veel gebruikt (overbemest). Wat denk je dat de gevolgen voor het milieu kunnen zijn?

Slide 20 - Open question

Zelfreinigend vermogen van water
Reducenten breken met behulp van zuurstof organische afvalstoffen af.

Er ontstaat koolstofdioxide en er komen mineralen vrij.
Deze 2 stoffen gebruiken de planten weer om te groeien


Slide 21 - Slide

eutrofiëring/vermesting
Door teveel mineralen (stikstof en fosfaat) 
kunnen algen heel goed groeien.

Er komen teveel mineralen in het water door o.a. (over)bemesting van het land en doordat de industrie water met mineralen loost in het oppervlaktewater.

Slide 22 - Slide

Slide 23 - Slide

Algenbloei
Door een toename van nitraat 
en fosfaat in het water groeien algen 
goed. 

De dikke laag algen in het water 
zorgt ervoor dat minder zonlicht 
doordringt in het water.

Slide 24 - Slide

Lake Erie

Slide 25 - Slide

GEVOLGEN
  1. Veel algen
  2. Weinig zonlicht (fotosynthese) doordringt het water
  3. Planten sterven
  4. Water wordt troebel (roofvissen kunnen niet jagen/prooi niet zichtbaar)
  5. Algen sterven
  6. Een toename van het aantal reducenten 
  7. Organisch materiaal wordt aeroob omgezet 
  8. Afname van het zuurstofgehalte in het water

Slide 26 - Slide

Slide 27 - Slide

Slide 28 - Slide

Zet de volgende gebeurtenissen op volgorde. Begin bovenaan. 
1
2
3
4
5
Toename van het aantal reducenten
Sterfte van planten
Aerobe afbraak van organisch materiaal
Algenbloei, daardoor minder zonlicht
Een toename van nitraat en fosfaat in het water

Slide 29 - Drag question

Eutrofiëring

Slide 30 - Slide

Slide 31 - Video

Gevolg eutrofiëring
Oorzaak eutrofiëring

Slide 32 - Drag question

Aan de slag!
Maak de opgaven van 6.3 (moeten af zijn voor de volgende les)

Slide 34 - Slide