M3, Hoofdstuk 2 Water

1 Zure stoffen hebben een lage pH
2 Basische stoffen hebben een hoge pH
A
Alleen 1 is juist
B
Beide zijn juist
C
Alleen 2 is juist
D
Beide zijn onjuist
1 / 12
next
Slide 1: Quiz
Natuurkunde / ScheikundeMiddelbare schoolvmbo tLeerjaar 3

This lesson contains 12 slides, with interactive quizzes, text slide and 1 video.

Items in this lesson

1 Zure stoffen hebben een lage pH
2 Basische stoffen hebben een hoge pH
A
Alleen 1 is juist
B
Beide zijn juist
C
Alleen 2 is juist
D
Beide zijn onjuist

Slide 1 - Quiz

Zet de begrippen op de juiste plek van het zeepmolecuul
Hydrofoob
Hydrofiel

Slide 2 - Drag question

De pH-schaal loopt van
A
0 tot en met 7
B
1 tot en met 14
C
7 tot en met 14
D
0 tot en met 14

Slide 3 - Quiz

Hoe ontstaat kalkzeep?
A
Synthetische zeep + leidingwater
B
Natuurlijke zeep + leidingwater

Slide 4 - Quiz

Vet haal je weg met
A
Een zure stof
B
Met een zure en basische stof
C
Een basische stof
D
Niet met zure of basische stoffen

Slide 5 - Quiz

Sleep de termen naar de juiste plaats op de pH schaal.
zuur
neutraal
basisch

Slide 6 - Drag question

Een indicator gebruik je om
A
te testen of een stof zuur is
B
te testen of een stof zuur of basisch is
C
te testen of een stof basisch is
D
niet om te testen of een stof zuur of basisch is

Slide 7 - Quiz

Detergent is een ander woord voor
A
natuurlijke zeep.
B
kalkzeep.
C
groene zeep.
D
synthetische zeep.

Slide 8 - Quiz

Met titreren
1 neutraliseer je een zure of basische stof
2 bepaal je de concentratie van een zure stof of basische stof
A
Alleen 1 is juist
B
Beide zijn juist
C
Alleen 2 is juist
D
Beide zijn onjuist

Slide 9 - Quiz

Bij een titratie wordt natronloog gebruikt om de concentratie azijnzuur in keukenazijn te bepalen. Na toevoeging van 17,20 ml slaat de kleur van de indicator om en is de oplossing geneutraliseerd.

Gegeven: 12,00 ml natronloog reageert met 0,8 mg Azijnzuur.

Vraag: Hoeveel mg Azijnzuur bevat deze keukenazijn?
A
0,56 mg
B
0,12 mg
C
15,00 mg
D
1,15 mg

Slide 10 - Quiz

Aan de slag
- Huiswerk
- Test jezelf op elo

- Bij welke paragraaf hoort het foute antwoord? 
- Wat moet je leren / aandacht aan besteden voor de toets?

- Wie komt er niet in de elo?

Slide 11 - Slide

Slide 12 - Video