Oefentoets moleculen en fasen

• Natuurkunde
• Middelbare school
• vmbo b, k, g
• Leerjaar 1,2

Oefenen NaSk

Deeltjesmodel 

& 

faseovergangen

Fasen en fasenovergangen

Elke stof heeft zijn eigen smeltpunt en kookpunt:

lager dan smeltpunt:

vaste stof

tussen smeltpunt en kookpunt:

vloeistof

hoger dan kookpunt:

gas 

Celsius en Kelvin

graden Kelvin = 273 + graden Celsius

graden Celsius = graden Kelvin - 273

En deze dan?

En deze?

Als het sneeuwt, is het water in de:

1. vaste toestand
2. Vloeibare toestand
3. gasvormige toestand

Als het regent, is het water in de

1. vaste toestand
2. vloeibare toestand
3. gasvormige toestand

Als het hagelt, is water in de

1. vaste toestand
2. vloeibare toestand
3. gasvormige toestand

Als je water kookt, komt water in de

1. vaste toestand
2. vloeibare toestand
3. gasvormige toestand

Met condenseren wordt bedoeld dat

1. vloeibaar water verandert in waterdamp
2. waterdamp verandert in vloeibaar water
3. waterdamp verandert in ijs
4. vloeibaar water verandert in ijs

Met smelten wordt bedoeld dat

1. vloeibaar water verandert in waterdamp
2. waterdamp verandert in vloeibaar water
3. ijs verandert in vloeibaar water
4. vloeibaar water verandert in ijs

De meeste stoffen kunnen voorkomen in drie fasen. Schrijf alledrie de fasen op:

oefenen met omrekenen van graden Celsius naar Kelvin:
15 graden Celsius =

1. -258 K
2. 15 K
3. 288 K
4. 268 K

Reken om: 100 ℃ naar Kelvin

1. 293 K
2. 273 K
3. 253 K
4. 373 K

Met welke faseovergang heb je te maken als je natte kleren laat drogen aan de waslijn

1. Smelten
2. Verdampen
3. Bevriezen
4. Condenseren

Met welke fase heb je te maken als de ruiten van het lokaal beslaan?

1. Smelten
2. verdampen
3. condenseren
4. bevriezen

Met welke fase heb je te maken als er bij koud weer nevelwolkjes uit je mond komen?

1. Rijpen
2. condenseren
3. bevriezen
4. smelten

Hoe heet deze faseovergang?

1. smelten
2. stollen
3. verdampen
4. condenseren

Hoe heet deze faseovergang?

1. smelten
2. stollen
3. verdampen
4. condenseren

Hoe heet deze faseovergang?

1. smelten
2. stollen
3. verdampen
4. condenseren

Hoe heet deze faseovergang?

1. smelten
2. stollen
3. verdampen
4. condenseren

Sleep de juiste termen naar de juiste plekken.

Smelten

Rijpen

Sublimeren

Condenseren

Verdampen

Stollen

Noem 2 eigenschappen van moleculen op

Wat is geen eigenschap van een molecuul

1. Een molecuul beweegt
2. Moleculen veranderen bij faseovergang
3. Moleculen stoten elkaar af

Hoe heten de deeltjes waaruit een stof bestaat?

1. Deeltjes
2. Bolletjes
3. Vloeistoffen
4. Moleculen

In een vloeistof hebben de moleculen:

1. geen vaste plek
2. elk hun eigen plek
3. door cohesie een eigen plek
4. het gezellig en nooit dorst

Met het deeltjesmodel kun je de faseovergangen verklaren.

Wat is het belangrijkste verschil tussen de moleculen in een vloeistof en in een gas?

1. In een vloeistof hebben de moleculen een vaste plaats.
2. In een vloeistof zitten de moleculen dichter op elkaar
3. In een vloeistof zijn de moleculen groter.
4. In een vloeistof zijn de moleculen kleiner.

A is?

1. Vloeibaar
2. Gasvormig
3. Vast

B is?

1. Vloeibaar
2. Gasvormig
3. Vast

Verklaar de gebeurtenis uit het filmpje met het deeltjesmodel

1. de moleculen van een stof veranderen niet
2. de moleculen van een stof bewegen
3. de moleculen van een stof trekken elkaar aan

Ik vond deze oefentoets

1. makkelijk
2. moeilijk
3. het ging wel
4. niet te doen

Heb je de toets af. Bekijk dan nog eens het volgende filmpje!