Clase 13. 8 octubre

¡Bienvenidos chicos y chicas!
Lunes , 8 de octubre de 2018
1 / 15
next
Slide 1: Slide
SpaansMiddelbare schoolvwoLeerjaar 3

This lesson contains 15 slides, with interactive quizzes, text slides and 1 video.

time-iconLesson duration is: 50 min

Items in this lesson

¡Bienvenidos chicos y chicas!
Lunes , 8 de octubre de 2018

Slide 1 - Slide

¿Qué vamos a hacer hoy?
  1. SomToday
  2. ¿Qué sabes ya?
  3. Objetivos unidad 2.
  4. Corregimos los deberes.
  5. Seguimos con la unidad 2.
  6. ¡A trabajar! 
  7. Final de la clase. ¿Qué has aprendido hoy?

Slide 2 - Slide

El tiempo atmosférico

Slide 3 - Mind map

Aan het einde van unidad 2:
-   ik kan praten over het weer.
-    ik kan voorstellen doen voor in de nabije toekomst.
-    ik weet iets over aardrijkskunde en landschap (Spanje)
-    ik ken de maanden van het jaar.


Slide 4 - Slide

Corregimos los deberes...

Slide 5 - Slide

Verplichte opdrachten:
VOCABULARIO
1 ster:
tb opdr 1+2+3
wb opdr 3
tb opdr 5
2 sterren:
tb opdr 6
3 sterren:

-


Optionele opdrachten:
VOCABULARIO
1 ster:
wb opdr 1+2
tb opdr 4
2 sterren:
-
3 sterren:
-


timer
7:00

Slide 6 - Slide

Seguimos con la unidad 2

Slide 7 - Slide

IR a + infitivo







om te vertellen wat je in de toekomst van plan bent te gaan doen.
                 IR+A+INFINITIVO

"¿Qué vas a hacer esta tarde?"
               
"Voy a estudiar español."
"Mi madre y yo vamos a comer en casa de mi abuela".





Slide 8 - Slide

Persoonlijk voornaamwoord als lijdend voorwerp

yo                                               me (mij, me)
tú                                                te    (jou, je)
él/ella/usted                          lo/la (hem,haar,u,het)
nosotros/nosotras             nos (ons)
vosotros/vosotras              os   (jullie)
ellos/ellas/ustedes            los/las  (hen, ze, u)

¿Conoces al profesor nuevo?
No, no lo conozco.
¿Y a la profesora de inglés?
Tampoco la conozco.

Plaatsing
1. Direct voor het vervoegde werkwoord (persoonsvorm). Wanneer de zin ontkennend is komt het tussen no en het vervoegde werkwoord te staan.
2. Vóór het vervoegde werkwoord of áchter het hele werkwoord als deze beide in de zin voorkomen.

-Hay un concierto en la plaza. ¿Vamos a verlo?
-Hay un concierto en la plaza. ¿Lo vamos a ver?

Slide 9 - Slide

Practicamos...
1. ¿Amas a Luis?  Sí, _______ amo.
2. ¿Quieres esta foto? No, no _____ quiero.
3. ¿Te quiere Elena? No, no _________ quiere.
4. ¿Ves mucho a Pepe y a Lucía? Sí ______ veo  mucho.

Slide 10 - Slide

Verplichte opdrachten:
GRAMÁTICA
1 ster:
tb opdr 1 +8+9
wb opdr 1+2
2 sterren:
wb opdr 3+6
tb opdr 5+7+10
3 sterren:

wb opdr 9


Optionele opdrachten:
GRAMÁTICA
1 ster:
tb opdr 2+6
wb opdr 4+5+7

2 sterren:
tb opdr 3+4
wb opdr 8

3 sterren:



Slide 11 - Slide

Deberes para la próxima clase...
  • Estudia el vocabulario de la unidad 2. Vocabulario y gramática.

       


Slide 12 - Slide

1. ¿Qué has aprendido en esta clase?
2. ¿Qué ha ido bien?
3. ¿Qué podemos mejorar para la próxima clase?

Slide 13 - Open question

En la próxima clase...

Seguimos con la unidad 2.




¡Muchas gracias y hasta la próxima clase!

Slide 14 - Slide

0

Slide 15 - Video