Regelmatige werkwoorden Nederland

Regelmatige werkwoorden verleden tijd
Thema Nederland
A1-A2
1 / 12
next
Slide 1: Slide
NT2ISK

This lesson contains 12 slides, with interactive quizzes and text slides.

Items in this lesson

Regelmatige werkwoorden verleden tijd
Thema Nederland
A1-A2

Slide 1 - Slide

🎯 Lesdoel:

  • Je leert de verleden tijd van de regelmatige werkwoorden van dit thema herkennen en toepassen.
  • Je kunt eenvoudige zinnen maken met de werkwoorden.


Slide 2 - Slide

  1. Welke werkwoorden hebben jullie gebruikt?
  2. Klopt de spelling?
  3. Hebben jullie -de of -te gebruikt?
Tip
Vandaag leer je hoe je het goed doet!
Schrijf een zin in de verleden tijd.

Slide 3 - Mind map

Regelmatige werkwoorden in de verleden tijd

Stap 1: 
Zoek de stam van het werkwoord.
Stap 2: 
Gebruik het 'kofschip (of soft ketchup) om te bepalen of je -de(n) of
  -te(n) gebruikt.

Stam eindigt op k, f, s, ch, p, t-te(n)
Stam eindigt op andere letters ➡ -de(n)
Voorbeelden


instappen →  stapte(n) in
meemaken → maakte(n) mee
skien → skiede(n)
wachten → wachtte(n)
wandelen→ wandelde(n)
beschouwen → beschouwde(n)
wennen → wende(n)


Slide 4 - Slide

Samen oefenen: 
Pak je schrift en schrijf mee!



  1. Gisteren … (wachten) de bus niet.
  2. Wij … (skien) van de berg af.
  3. Zij … (wandelen) met haar moeder.
A2
A2-oefeningen:

  1. Wij … (beschouwen) dit als een belangrijke les.
  2. De vrienden … (wennen) aan het Nederlandse weer.
  3. Zij … (instappen) ... de trein.
  4. Ik … (meemaken) Koningsdag voor het eerst ... .

Slide 5 - Slide

Vul de juiste verleden tijd in:
Ik … (wennen) aan het Nederlandse eten.

Slide 6 - Open question

Vul de juiste verleden tijd in:
Hij … (skien) al toen hij drie jaar was.

Slide 7 - Open question

Vul de juiste verleden tijd in:
De directeur … (wandelen) tijdens de pauze

Slide 8 - Open question

Samenwerken


  • Werk in tweetallen.
  • Schrijf een kort verhaal van 3 zinnen in de verleden tijd.
  • Gebruik deze werkwoorden: instappen - meemaken - wandelen
A2
  • Werk in tweetallen.
  • Schrijf een kort verhaal van 4-5 zinnen in de verleden tijd.
  • Gebruik deze werkwoorden: meemaken, wachten, wandelen, wennen
  • Maak 2 samengestelde zinnen.
timer
6:00

Slide 9 - Slide

Noem een werkwoord dat op -de eindigt en een werkwoord dat op -te eindigt.

Slide 11 - Open question

Vind je het moeilijk om werkwoorden in de verleden tijd te schrijven?
😒🙁😐🙂😃

Slide 12 - Poll