Formuleren H4 - les 1

Formuleren H4
beknopte bijzin
1 / 49
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 3

This lesson contains 49 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 60 min

Items in this lesson

Formuleren H4
beknopte bijzin

Slide 1 - Slide

Wat gaan we doen?
  • terugblik formuleren
  • uitleg bekopte bijzin
  • zelfstandig werken aan weektaak

Slide 2 - Slide

doelen
  • Ik kan beknopte bijzinnen herkennen.
  • Ik kan foutieve beknopte bijzinnen verbeteren.

Slide 3 - Slide

herhaling formuleren
H1: zin correct begrenzen
H2: samentrekkingen controleren
H3: verwijswoorden
H4: beknopte bijzinnen

Slide 4 - Slide

hoofdstuk 4

Slide 5 - Slide

hoofdzin/bijzin
hoofdzin = zelfstandige zin
bijzin = afhankelijke zin, kan niet zonder de hoofdzin

Je moet niet meteen boos worden als hij een fout maakt.
Ik vertrouw die politicus niet, omdat hij al vaker gelogen heeft.

Slide 6 - Slide

beknopte bijzin
Een beknopte bijzin heeft geen persoonsvorm en geen onderwerp. Een beknopte bijzin is alleen correct als het denkbeeldig onderwerp hetzelfde is als het onderwerp in de hoofdzin:
Na de computer te hebben opgestart, kon ik weer verder met mijn verslag.

Slide 7 - Slide

beknopte bijzin
Na de computer te hebben opgestart, kon ik weer verder met mijn verslag.

beknopte bijzin: Na de computer te hebben opgestart
hoofdzin: kon ik weer verder met mijn verslag

Correct, want:  ow hoofdzin = denkbeeldig ow beknopte bijzin

Slide 8 - Slide

beknopte bijzin
Na de computer te hebben opgestart, werkte alles weer.

beknopte bijzin: Na de computer te hebben opgestart
hoofdzin: werkte alles weer

Foutief, want:  ow hoofdzin        denkbeeldig ow beknopte bijzin

Slide 9 - Slide

even oefenen

Slide 10 - Slide

Wat is de beknopte bijzin:
Om die scooter te kunnen kopen, zul je nog even flink moeten sparen.
A
om die scooter te kunnen kopen
B
zul je nog even flink moeten sparen

Slide 11 - Quiz

Liggend in het gras genoot ik van de warme zonnestralen.
A
correct
B
foutief

Slide 12 - Quiz

Na mijn mobiel te hebben opgeladen, was hij binnen twee uur weer leeg.
A
correct
B
foutief

Slide 13 - Quiz

Na door de winkelier te zijn gereinigd, liep het oude horloge weer prima op tijd.
A
correct
B
foutief

Slide 14 - Quiz

tip
-Geef antwoord op de vraag: wie/wat + pv 
-Geef antwoord op de vraag: wie/wat doet iets in de bijzin?
-hetzelfde antwoord? -> dan goed
-verschillende antwoorden? -> dan fout

Lekker op het strand wandelend, woei de wind door Jims haren.

Slide 15 - Slide

meer uitleg?
zie video-uitleg in de online omgeving

Slide 16 - Slide

hoofdstuk 1

Slide 17 - Slide

zinnen begrenzen
  • begin met een hoofdletter
  • eindig met een punt
  • in samengestelde zinnen: gebruik komma's, puntkomma's, dubbele punten om zinnen van elkaar te scheiden

Slide 18 - Slide

leestekens: punt
Je gebruikt leestekens om een tekst beter leesbaar te maken:

punt:      na een zelfstandige, mededelende zin
               Mijn fiets is kapot.


Slide 19 - Slide

leestekens: komma
Om twee zinnen samen te voegen tot een nieuwe (langere) zin.
Plaats van de komma:
  • tussen twee persoonsvormen: Als ik te laat kom, krijg ik straf.
  • voor verbindingswoorden (maar, omdat, want, terwijl...):
      Ik ben te laat, omdat mijn fiets kapot is.
  • voor een deel van de zin dat geen zelfstandige zin is:                   We hebben een leuke les gehad, die lekker vlot verliep.



Slide 20 - Slide

leestekens: puntkomma
-> Als twee zelfstandige zinnen sterk met elkaar samenhangen. 
 -> Je mag ook een punt gebruiken.
                 
Ik ga graag naar het buitenland op vakantie; ik vind Nederland maar saai.
Ik ga graag naar het buitenland op vakantie. Ik vind Nederland maar saai.


Slide 21 - Slide

leestekens: dubbele punt
Als twee zelfstandige zinnen met elkaar samenhangen en de tweede zin een opsomming, uitleg of reden vormt bij de eerste zin.

Er zijn twee mogelijkheden: het gaat door of het gaat niet door.




Slide 22 - Slide

fouten bij begrenzen
  • Een bijzin wordt als losse zin geschreven:
          Ik was te laat op school. Omdat mijn fietsband lek was.

  • Twee zelfstandige zinnen worden ten onrechte samengevoegd:                           In de Tweede Wereldoorlog werden verschillende landen door                          Duitsland bezet, hier kwamen veel mensen tegen in opstand.


Slide 23 - Slide

oefenen

Slide 24 - Slide

Begrens onderstaande zin op de juiste manier:

wereldrecords kunnen niet steeds opnieuw verbroken worden want er zit een grens aan de mogelijkheden van het menselijk lichaam

Slide 25 - Slide


wereldrecords kunnen niet steeds opnieuw verbroken worden want er zit een grens aan de mogelijkheden van het menselijk lichaam

Slide 26 - Open question

Slide 27 - Slide

hoofdstuk 2

Slide 28 - Slide

samentrekking
Als in een samengestelde zin (zin met twee persoonsvormen) dezelfde woorden twee keer voorkomen, kun je die woorden meestal de tweede keer weg laten:

Ik vind de herfst een fijn seizoen en ik vind de winter minder prettig.

Slide 29 - Slide

wanneer samentrekken?
1 de weggelaten woorden hebben dezelfde functie (ow, pv, ...):
   De man struikelde over een boomstronk en de man viel.
       o                                                                                         o

2 de weggelaten woorden hebben dezelfde betekenis :
     Hij maakt fietsten en grappen.
     fietsen maken (=repareren) <-> grappen maken

3 de weggelaten woorden hebben hetzelfde getal (ev/mv):
    De docent is streng, maar de docent is rechtvaardig.
                ev                                                 ev

Slide 30 - Slide

stappenplan samentrekking
Stap 1: Noteer de woorden die in het tweede deel van de zin weggelaten zijn.
Stap 2: Bepaal de functie, de betekenis en het getal van de samengetrokken                 woorden in het eerste deel van de  zin.
Stap 3: Bepaal de functie, de betekenis en het getal van de samengetrokken                 woorden in het tweede deel van de zin.
Stap 4: Controleer of de functie, betekenis en het getal in beide gevallen                         hetzelfde zijn. Ja? -> correcte samentrekking
                                             Nee? -> foutieve samentrekking -> weggelaten                                                                                woorden terugplaatsen 

Slide 31 - Slide

oefenen

Slide 32 - Slide

Ze maakte eerst zichzelf en daarna de bedden op.
A
correct
B
foutief

Slide 33 - Quiz

Zij ging eerst naar de bibliotheek en daarna naar huis.
A
correct
B
foutief

Slide 34 - Quiz

Kikker maakte een sprongetje van geluk en dat hij wegkwam!
A
correct
B
foutief

Slide 35 - Quiz

Slide 36 - Slide

hoofdstuk 3

Slide 37 - Slide

verwijswoorden
-> wijzen terug naar een woord dat eerder genoemd is

Slide 38 - Slide

veel voorkomende fouten
-> de- en het-woorden:
*Het meisje die daar staat.    ->  Het meisje dat daar staat.

-> mannelijk, vrouwelijk:
*De koninklijke familie dankt zijn status aan...  ->  haar status


Slide 39 - Slide

veel voorkomende fouten
-> hen, hun
*De leraar geeft hen de cijfers voor hun betoog.  ->   geeft hun

HUN -> bezittelijk voornaamwoord (hun huis, hun boeken)
           -> meewerkend voorwerp ZONDER voorzetsel 
                 (geeft hun de cijfers)
HEN -> na een voorzetsel (geeft de cijfers aan hen)
           -> lijdend voorwerp (ik heb hen gezien)


Slide 40 - Slide

veel voorkomende fouten
->waarnaar, naar wie, waarover, over wie, etc.
* Bij Nederlands mag je zelf een leerling kiezen waarnaast je wil     zitten.    ->  naast wie

Bij mensen :  vz + WIE  (van wie, over wie, voor wie, ...)
Bij dieren/dingen:  WAAR + vz    (waarvan, waarover, waarvoor,...)


Slide 41 - Slide

veel voorkomende fouten
->dat, wat :
* Het leukste dat ik gedaan heb. ->  het leukste wat

WAT -> onbepaald voornaamwoord, overtreffende trap, hele zin
DAT ->  zelfstandig naamwoord


Slide 42 - Slide

oefenen

Slide 43 - Slide

Het boek ... jaren geleden voor het eerste gedrukt werd, wordt nog steeds veel gelezen.
A
dat
B
wat
C
die

Slide 44 - Quiz

Pien en Leah hebben zich niet goed verstopt. Job heeft ... al snel gezien.
A
hun
B
hen
C
ze

Slide 45 - Quiz

De man ... je zo tekeer ging, is mijn buurman.
A
waartegen
B
tegen wie

Slide 46 - Quiz

Slide 47 - Slide

zelfstandig werken
weektaak: 
Hoofdstuk 4 Woordenschat: opdracht 1 t/m 4

Slide 48 - Slide

doel
  • Ik kan pleonasmen en tautologieën herkennen, begrijpen en gebruiken.

Slide 49 - Slide