Oefentoets Barok

1 / 32
next
Slide 1: Video
MuziekMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 4,5

This lesson contains 32 slides, with interactive quizzes, text slides and 1 video.

time-iconLesson duration is: 45 min

Items in this lesson

Slide 1 - Video

Deze les:

Deze les gaan we de begrippen van de barok herhalen. 

Slide 2 - Slide

Je hoorde zojuist een gedeelte uit het "hallelujah" van Händel.
Dit werk is een onderdeel van een grotere compositie. 

Slide 3 - Slide

Je hoorde zojuist een gedeelte uit het "hallelujah" van Händel.
Dit is een gedeelte van een grotere compositie. Uit welke compositie komt dit koorwerk?
A
Oratorium "The Messiah"
B
Opera "lascia ch'io pianga"

Slide 4 - Quiz

Welke begrippen horen bij 1: Oratorium, 2: beide, 3: Opera
1: oratorium
2: beide
3: opera
recitatief
Aria
passie
ouverture
Tussenspelen
bijbelse tekst
wereldlijke tekst
emotie
Baletten
decor
kostuums
aan het hof
in de kerk

Slide 5 - Drag question

Welke  composities bestaan uit meerdere onderdelen, en welke maar uit één? Sleep ze naar het eerste of het tweede vak.
meerdere onderdelen
maar één onderdeel
Sonate
Sarabande
Suite
Cantate
Concerto grosso
Fuga
menuet
Concerto
Soloconcert
Opera
oratorium
Aria

Slide 6 - Drag question

Fuga
Fugare: vluchten
de stemmen zetten ná elkaar in, vluchten ahw voor elkaar
fuga bestaat uit drie onderdelen:
expositie - verwerking - slot

Slide 7 - Slide

expositie fuga
het thema wordt tentoongesteld in de expositie. 
Alle 'stemmen' die meedoen, laten het thema even horen. Eerst op de tonica, daarna op de kwint, dan weer op de tonica en weer op de kwint. We geven dat met romeinse cijfers aan: I - V - I - V 
de I staat voor de eerste trede van de ladder, de V voor de vijfde trede van de ladder. 

Slide 8 - Slide

fugatische inzet
Het thema klinkt in zijn geheel, dat kan over 1 maat zijn of over meer maten. Op het moment dat de tweede stem inzet is het thema klaar. Zo kun je precies de lengte van het thema zien. De expositie is afgelopen als de laatste stem het thema heeft laten horen.
Het na elkaar inzetten van stemmen noemen we fugatische inzetten. 

Slide 9 - Slide

Tot welke compositietechniek hoort de fuga?
A
Imitatie
B
canon
C
sequens
D
versieringen

Slide 10 - Quiz

De stijlperiode Barok vond plaats in welke periode:
A
1500-1600
B
1620-1750
C
1700-1825
D
1800-1900

Slide 11 - Quiz

Het meest gebruikte toetsinstrument in de barok was:
A
klavecimbel
B
kerkorgel
C
piano
D
fortepiano

Slide 12 - Quiz

Sleep de tempo's naar de juiste aanduidingen
Allegro
Largo
Presto
Adagio
Zeer snel
Zeer langzaam
Langzaam
Snel

Slide 13 - Drag question

Slepen maar!
Menuet
Mars
Sarabande
tweedelig
driedelig, vlot
driedelig, langzaam

Slide 14 - Drag question

Wat is de toonsoort?
(kies op volgende dia)

Slide 15 - Slide

Wat is de toonsoort?
A
d klein
B
F groot
C
f klein
D
Bes groot

Slide 16 - Quiz

Noem de paralleltoonsoort van A groot

Slide 17 - Open question

Noem de paralleltoonsoort van g klein

Slide 18 - Open question

Welke toonsoort zie je hier?

Slide 19 - Open question

Welke toonsoort zie je hier?

Slide 20 - Open question

Welke toonsoort zie je hier?

Slide 21 - Open question

Als hier de toonsoort c klein staat, welke voortekens moeten er dan worden gebruikt?

Slide 22 - Open question

De vierde toontrap (IV) wordt subdominant genoemd. Hoe noem je de vijfde toontrap (V)?

Slide 23 - Open question

Je hoort twee fragmenten: een aria en een recitatief.
Sleep de fragmenten naar de juiste term. 
aria
recitatief

Slide 24 - Drag question

Kenmerken recitatief:
- klein bereik
- 'zingend spreken'
- weinig begeleiding en eenvoudig
- vaak syllabisch (verstaanbaarheid is belangrijk)

Slide 25 - Slide

Kenmerken aria:
- groter bereik
- expressieve melodie
- uitgebreidere begeleiding
- vaker melismatisch

Slide 26 - Slide

Bekijk het muziekstuk in de volgende dia.

Bekijk de inzet van de stemmen: 
hoe noem je een dergelijke compositie?

Slide 27 - Slide


Slide 28 - Open question


Wat is de toonsoort?

Slide 29 - Open question

De eerste inzet is in de hoofdtoonsoort (d klein);
op de eerste toontrap (I), de tonica: d mineur.
De tweede inzet is op de dominant (V); welk akkoord is dat?

Slide 30 - Open question

In het vorige stuk in D mineur werd vaak de cis gebruikt i.p.v. de c;
de 7e toon van de toonladder werd verhoogd.
Hoe noem je zo'n toon?

Slide 31 - Open question

Welke instrumenten hoor je hier?

Slide 32 - Open question