Les 7: KA 17 Het begin van staatsvorming en centralisatie

tijdvak 4 Steden en Staten
Ka 17: Het begin van staatsvorming en centralisatie
1 / 31
next
Slide 1: Slide
GeschiedenisMiddelbare schoolvwoLeerjaar 4

This lesson contains 31 slides, with text slides.

time-iconLesson duration is: 30 min

Items in this lesson

tijdvak 4 Steden en Staten
Ka 17: Het begin van staatsvorming en centralisatie

Slide 1 - Slide

Leerdoelen
  •  Je kent drie manieren waarop staten het grondgebied kunnen uitbreiden.
  •  Je begrijpt waarom de leenmannen steeds minder geneigd waren de leenheer te helpen
  •  Je kan uitleggen op welke manier de leenheer aan meer inkomsten wil komen. 
  •  Je kan de strijd om het verkrijgen van meer inkomen koppelen aan de term centralisatie.
  •  Je snapt dat centralisatie botst met de privileges van steden. 


Slide 2 - Slide

Slide 3 - Slide

Slide 4 - Slide

Slide 5 - Slide

Slide 6 - Slide

Slide 7 - Slide

Slide 8 - Slide

Slide 9 - Slide

Slide 10 - Slide

Slide 11 - Slide

Slide 12 - Slide

Slide 13 - Slide

Slide 14 - Slide

Slide 15 - Slide

Slide 16 - Slide

Slide 17 - Slide

Slide 18 - Slide

Slide 19 - Slide

Welke elementen horen bij staatsvorming? Wat zie je vooral en overal terug?
  • één hoofdstad
  • overal dezelfde wetten en een centrale rechtbank
  • overal dezelfde belastingen
  • een Statenvergadering
  • ambtenaren 
  • huursoldaten 

Slide 20 - Slide

Slide 21 - Slide

Slide 22 - Slide

Slide 23 - Slide

Slide 24 - Slide

Als eind vijftiende eeuw een prinses op vijftienjarige leeftijd een barre zeetocht maakt om in een gearrangeerd huwelijk te treden met een prins die ze dan voor het eerst ontmoet, is het vreemd dat ze dan wat onevenwichtig lijkt? Wanneer ze toch dolverliefd wordt op de prins, kort achtereen zes kinderen baart, maar intussen merkt dat haar echtgenoot haar keer op keer ontrouw is, kunnen we haar woede-uitbarstingen dan begrijpen? Als ze zijn vroegtijdige dood niet kan accepteren en langdurig blijft rouwen, is zij dan verdwaasd? Wanneer ze zich niet neerlegt bij de door haar vader en oudste zoon bekokstoofde uitschakeling uit het openbare leven, is zij dan gek? En als ze na jarenlange gedwongen eenzaamheid alle belangstelling voor de buitenwereld verliest en zichzelf verwaarloost, is ze dan waanzinnig?

Slide 25 - Slide

Slide 26 - Slide

deel 2
 Woordwiel
doel:
wat hoort bij elkaar en wat staat tegenover elkaar, kijkend naar staatsvorming en centralisatie.
Je ziet hier woordwielen die gevuld moeten worden met begrippen. De begrippen hebben een onderlinge samenhang die in het wiel tot uitdrukking moet komen. Sommige begrippen overlappen elkaar en gaan deels over dezelfde inhoud, ze hebben inhoudelijke samenhang. Dat verband moet je kunnen uitleggen. Andere begrippen zijn elkaars tegengestelde; ook die relatie moet je kunnen toelichten.

Slide 27 - Slide

Binnencirkel:
 adel 

steden
 
 Staten-Generaal 

vorst

Slide 28 - Slide

Buitencirkel:
 belastingen 

ambtenaren en huursoldaten

  geldeconomie 

wetten

Slide 29 - Slide

toelichting
 Schrijf in de toelichting waarom je begrippen naast elkaar, tegenover elkaar of elkaar ‘over- lappend’ hebt gezet: 
wat is de relatie tussen de begrippen?

Slide 30 - Slide

conclusie/evaluatie
  • Het.
  • klopt. 
  • nooit. 
  • volledig.
  • ......

Slide 31 - Slide