AK

H4 Natuurrampen in Japan
1 / 121
next
Slide 1: Slide
AardrijkskundeMiddelbare schoolvwoLeerjaar 1

This lesson contains 121 slides, with interactive quizzes, text slides and 5 videos.

time-iconLesson duration is: 30 min

Items in this lesson

H4 Natuurrampen in Japan

Slide 1 - Slide

This item has no instructions

PLAATBEWEGINGEN

Slide 2 - Slide

This item has no instructions


Slide 3 - Slide

This item has no instructions

Plaatbewegingen
  1. Convergentie
  • subductie
2. Divergentie
3. Transforme beweging

Slide 4 - Slide

This item has no instructions

Convergent = Naar elkaar toe
Oceanische plaat duikt onder continentale plaat = Subductie

Diepe troggen ontstaan. 

Magma en vulkanisme ontstaat 






Slide 5 - Slide

This item has no instructions

Convergente beweging: 
Platen bewegen naar elkaar toe
3 manieren:
  1. 2 continentale platen botsen: Plooiingsgebergte
  2. Een oceanische en continentale plaat botsen: Subductie
  3. 2 oceanische platen botsen: Subductie
Plooiing
Als 2 continentale platen botsen, gaan ze plooiien (oftewel kreukelen) Er onstaat een gebergte.
Gebergten zoals de Alpen ontstaan op deze manier. Er kunnen zware aardbevingen onstaan bij deze beweging.
Subductie
Bij subductie verdwijnt de zware oceanische plaat onder de lichtere continentale plaat. De oceanische plaat smelt wanneer deze weer in de mantel komt.
Bij deze beweging onstaan gebergten zoals de Andes. Deze beweging kan zware aardbevingen veroorzaken. Een ander kenmerk is dat er vulkanen ontstaan bij deze beweging.
Diepzeetrog
Een diepzeetrog is de plek waar de oceanische korst onder de continentale korst verdwijnt. 
Dit is een hele diepe plek in de oceaan. De diepste diepzeetrog is de Marianentrog, vlakbij Japan. Die trog is ongeveer 11 kilometer diep.

Slide 6 - Slide

This item has no instructions

Subductie

Slide 7 - Slide

This item has no instructions

Slide 8 - Slide

This item has no instructions

Divergente plaatbeweging
Ontstaat ruimte tussen de platen die zich opvullen met  magma =

Mid oceanische rug

Slide 9 - Slide

This item has no instructions

Slide 10 - Slide

This item has no instructions

Divergente beweging:
Platen bewegen uit elkaar
2 manieren:
  1. oceanische platen bewegen uit elkaar: Mid-Oceanische-Rug (MOR)
  2. continentale platen bewegen uit elkaar:
MOR
Bij een Mid-Oceanische-Rug bewegen 2 oceanische platen uit elkaar. Tussen die platen onstaat een ruimte (een spleet) Door die spleet komt magma uit de aarde. Dit is dus een soort vulkaan. (spleetvulkaan)
Wanneer de magma uit de aarde is stolt het snel omdat het onder water is en het daar koud is. 

Slide 11 - Slide

This item has no instructions

Transforme Beweging:
Platen bewegen langs elkaar.
2 platen schuiven langs elkaar, in horizontale richting.
Dit kunnen continentale of oceanische platen zijn.
Transform
Bij de transforme beweging schuiven 2 platen langs elkaar, in tegengestelde richting. Ze zakken niet onder elkaar. Bij deze beweging kunnen hele zware aardbevingen ontstaan. Een bekende breuklijn is de San Andreasbreuk in Californië. Ook onder Turkije ligt zo'n breuklijn, de Anatolische breuklijn

Slide 12 - Slide

This item has no instructions

Slide 13 - Slide

This item has no instructions

Slide 14 - Slide

This item has no instructions

ENDO EN EXOGENE KRACHTEN

Slide 15 - Slide

This item has no instructions

krachten die de aarde veranderen
Endogene krachten = van binnen uit
Exogene krachten = van buiten af

Slide 16 - Slide

This item has no instructions

Exogene krachten
Verwering
  • vorstverwering
  • verwering door temperatuurverschillen
  • biologische  verwering
Erosie
  • water
  • wind
Endogene krachten

Plaattektoniek
Aardbevingen
Vulkanisme
Gebergtevorming

Slide 17 - Slide

This item has no instructions

Slide 18 - Slide

This item has no instructions

Convectiestromen
Convectiestromen

Motor van plaatbewegingen zijn convectiestromen.

  • Convectiestromen =  stroming van gesmolten gesteente onder de aardkorst binnen de aarde.


Slide 19 - Slide

This item has no instructions

0

Slide 20 - Video

This item has no instructions

AARDBEVING

Slide 21 - Slide

This item has no instructions

Slide 22 - Video

This item has no instructions

Aardbevingen
Door botsingen van twee platen ontstaan er ook aardbevingen:
  • De beweging van de platen gaan niet vloeiend, maar met schokken. 
  • Langzaam wordt er spanning opgebouwd. 
  • Wanneer de platen opeens verschuiven krijg je een aardbeving.
  • Japan heeft veel grote aardbevingen gehad. 

Slide 23 - Slide

This item has no instructions

Slide 24 - Slide

This item has no instructions

hypocentrum
  • Plek waar de aardbeving begint
  • Bijvoorbeeld 5 of 25 km diepte
epicentrum
  • Plek recht boven de bron van de aardbeving.
  • Hier is de meeste schade

Slide 25 - Slide

This item has no instructions

Slide 26 - Video

This item has no instructions

VULKAAN

Slide 27 - Slide

This item has no instructions

Slide 28 - Slide

This item has no instructions

Slide 29 - Slide

This item has no instructions

Slide 30 - Slide

This item has no instructions

Slide 31 - Slide

This item has no instructions

Slide 32 - Slide

This item has no instructions

Slide 33 - Slide

This item has no instructions

Slide 34 - Slide

This item has no instructions

Slide 35 - Slide

This item has no instructions

Slide 36 - Slide

This item has no instructions

Slide 37 - Slide

This item has no instructions

Slide 38 - Slide

This item has no instructions

Slide 39 - Slide

This item has no instructions

Slide 40 - Slide

This item has no instructions

Slide 41 - Slide

This item has no instructions

TSUNAMI

Slide 42 - Slide

This item has no instructions

Slide 43 - Slide

This item has no instructions

Slide 44 - Slide

This item has no instructions

Slide 45 - Slide

This item has no instructions

ORKAAN

Slide 46 - Slide

This item has no instructions

Slide 47 - Slide

This item has no instructions

Wat is een orkaan?
Orkaan (of tyfoon): zware storm die ontstaat boven zeewater dat minimaal 27 graden warm is

Slide 48 - Slide

This item has no instructions

0

Slide 49 - Video

This item has no instructions

Slide 50 - Video

This item has no instructions

Slide 51 - Slide

This item has no instructions

 Samengevat: onstaan van een orkaan


  • Zeewater moet minimaal 27° Celsius zijn
  • Warmt zeewater verdampt en stijgt op.
  • Lucht koelt af en condenseert (wolken ontstaan)
  • Onderin is er een tekort aan lucht (lage luchtdruk)
  • Lucht gaat draaien door de draaiing van de aarde
  • Door de draaiing van de aarde gaan
    de wolken om een vast middelpunt draaien: het oog
  • In het oog is het windstil 

Slide 52 - Slide

This item has no instructions

VRAGEN

Slide 53 - Slide

This item has no instructions

Waar of niet waar: Een oceanische plaat duikt bij een botsing altijd onder de continentale plaat.
A
Waar
B
Niet waar

Slide 54 - Quiz

This item has no instructions

Noem de drie verschillende plaatbewegingen

Slide 55 - Open question

convergente plaatbeweging
divergente plaatbeweging
transforme plaatbeweging
Als twee platen naar elkaar toe bewegen noemen we deze beweging een....
A
Convergente plaatbeweging
B
Divergente plaatbeweging
C
Transforme plaatbeweging

Slide 56 - Quiz

This item has no instructions

Wat is een tsunami? Benoem ook waardoor een tsunami ontstaat

Slide 57 - Open question

een hoge golf die ontstaat door een zeebeving. 
Wat meet de schaal van Mercalli?
A
De kracht van de aardbeving
B
Hoe hoog een tsunami wordt
C
De hevigheid en de schade van een aardbeving

Slide 58 - Quiz

This item has no instructions

Noem 2 kenmerken van een stratovulkaan

Slide 59 - Open question

This item has no instructions

Welk type vulkaan ontstaat vooral bij platen die uit elkaar bewegen?
A
Stratovulkanen
B
Schildvulkanen

Slide 60 - Quiz

This item has no instructions

Hoe noem je het proces dat hieronder wordt beschreven?

De Pacifische plaat en de Filipijnse plaat zijn oceanische platen. Ze schuiven onder de Euraziatische plaat, dit is een continentale plaat. Bij het wegduiken ontstaan er diepe troggen in de oceaan.
A
Vorming van Mid-oceanische ruggen
B
Convectie stromen
C
Subductie

Slide 61 - Quiz

This item has no instructions

Hoe noem je het proces dat hieronder wordt beschreven?

De Pacifische plaat en de Filipijnse plaat zijn oceanische platen. Ze schuiven onder de Euraziatische plaat, dit is een continentale plaat. Bij het wegduiken ontstaan er diepe troggen in de oceaan.
A
Vorming van Mid-oceanische ruggen
B
Convectie stromen
C
Subductie

Slide 62 - Quiz

This item has no instructions

Het hypocentrum is de plek diep in de aarde waar de beving ontstaat
A
waar
B
niet waar

Slide 63 - Quiz

This item has no instructions

een tsunami gaat wel tot 800 km per uur
A
waar
B
niet waar

Slide 64 - Quiz

This item has no instructions

Hoe ontstaat een tsunami?
A
Door een aardbeving in zee (zeebeving)
B
Door dat iemand een grote steen in een oceaan gooit
C
Door harde wind
D
Door veel neerslag

Slide 65 - Quiz

This item has no instructions

Hoe kan het dat een tsunami zo hoog wordt?
A
Het water gaat weg bij de kust
B
Het water wordt naar beneden getrokken
C
Het water wordt omhoog geduwd door de kust
D
Het water wordt in de lucht geschoten door de zeebeving

Slide 66 - Quiz

This item has no instructions

Een tsunami is een ........
A
ramp veroorzaakt door mensen
B
een natuurramp

Slide 67 - Quiz

This item has no instructions

Een aardbeving van 5,0 is zwaarder dan een aardbeving van 8,5.
A
Juist
B
Onjuist

Slide 68 - Quiz

This item has no instructions

Bij een aardbeving wordt.....
A
De spanning snel opgebouwd en beweegt vloeiend
B
De spanning langzaam opgebouwd en beweegt vloeiend
C
De spanning snel opgebouwd en beweegt schokkend
D
De spanning langzaam opgebouwd en beweegt schokkend

Slide 69 - Quiz

This item has no instructions

Weinig risico op aardbevingen
Weinig risico op aardbevingen
Veel risico op aardbevingen
Veel risico op aardbevingen
Veel risico op aardbevingen

Slide 70 - Drag question

This item has no instructions

Kracht van de aardbeving op schaal van Richter
3-4 Lichte aardbeving
5-6 vrij krachtige aardbeving
7-8 zware aardbeving

Slide 71 - Drag question

This item has no instructions

Zware aardbevingen
mid-oceanische rug
Geen aardbevingen
Divergent
Convergent
Transform
Subductie
Vulkaan

Slide 72 - Drag question

This item has no instructions

Het epicentrum....
A
bevindt zich in de aardkorst
B
aan het aardoppervlak

Slide 73 - Quiz

This item has no instructions

Kern
mantel
aardkorst

Slide 74 - Drag question

This item has no instructions

Waar was de tsunami bij Japan echt gevaarlijk?
A
Midden op zee
B
In het binnenland van Japan
C
In Nederland
D
Aan de Japanse kust

Slide 75 - Quiz

This item has no instructions

In Japan vind je vooral
A
stratovulkanen
B
schildvulkanen

Slide 76 - Quiz

This item has no instructions

Wat is geen endogene kracht
A
Aardbeving
B
Vulkanen
C
Convectiestromen
D
Verwering

Slide 77 - Quiz

This item has no instructions

Wat is geen kenmerk van Japan
A
75% bewoonbaar
B
Rijk
C
Veel eilanden
D
Oost-Azië

Slide 78 - Quiz

This item has no instructions

Een orkaan ontstaat boven land
A
Juist
B
Onjuist

Slide 79 - Quiz

This item has no instructions

Wat gebeurt er wanneer een orkaan aan land komt?
A
de orkaan neemt in kracht toe
B
de orkaan verdwijnt direct
C
de orkaan zwakt af
D
de orkaan keert weer om richting zee

Slide 80 - Quiz

This item has no instructions

Een orkaan duurt
A
een paar minuten
B
een paar dagen

Slide 81 - Quiz

This item has no instructions

Vanaf welke windkracht (op de schaal van Beaufort) noemen we een tropische storm een orkaan?
A
8
B
3
C
12
D
11

Slide 82 - Quiz

This item has no instructions

In Japan hebben ze te maken met een ... plaatgrens
A
Convergente
B
Divergente
C
Transforme

Slide 83 - Quiz

This item has no instructions

Bij welke plaatgrens komt vulkanisme NIET voor?
A
Convergente
B
Divergente
C
Transforme

Slide 84 - Quiz

This item has no instructions

Subductie komt voor bij een ... plaatgrens
A
Convergente
B
Divergente
C
Transforme

Slide 85 - Quiz

This item has no instructions

Het landschap van Japan heeft veel reliëf.
A
Juist
B
Onjuist

Slide 86 - Quiz

This item has no instructions

Wat zie je niet op de afbeelding?
A
Schollen
B
Vulkanen
C
Ring of fire
D
Breuklijnen

Slide 87 - Quiz

This item has no instructions

Een diepe kloof onder in de zee, noemen we:
A
subductie
B
een canyon
C
een trog
D
een zeebeving

Slide 88 - Quiz

This item has no instructions

Welke beweging van aardplaten vinden we op plekken waar subductie is?
A
Transforme beweging
B
Divergente beweging
C
Convergente beweging

Slide 89 - Quiz

This item has no instructions

Een tsunami kan voorkomen worden door het plaatsen van een waarschuwingssysteem.
A
Juist
B
Onjuist

Slide 90 - Quiz

This item has no instructions

Een aardbeving die een tsunami veroorzaakt heeft altijd een hypocentrum dat in zee ligt.
A
Juist
B
Onjuist

Slide 91 - Quiz

This item has no instructions

De kracht van een aardbeving meet je met:
A
de schaal van beaufort
B
een weegschaal
C
een fruitschaal
D
de schaal van richter

Slide 92 - Quiz

This item has no instructions

Een aardbeving begint ergens diep in de aardkorst. Het punt aan het aardoppervlak daar loodrecht boven heet het epicentrum
A
Juist
B
Onjuist

Slide 93 - Quiz

This item has no instructions

Als je op de schaal van richter van 1 naar 2 gaat is de aardbeving:
A
1x zo sterk
B
10x zo sterk
C
100x zo sterk
D
1000x zo sterk

Slide 94 - Quiz

This item has no instructions

Een caldera kan ontstaan doordat onder de vulkaan de .......... leegstroomt.
A
kraterpijp
B
magmakamer
C
convectiestroom
D
aardmantel

Slide 95 - Quiz

This item has no instructions

Wat zit er niet in een pyroclastische stroom?
A
Heet lava
B
Hete gassen
C
Hete stenen
D
As

Slide 96 - Quiz

This item has no instructions

Het hele systeem dat je in de afbeelding ziet wordt aangedreven door:
A
Aardwarmte
B
Convestiestromen
C
Zeestromen
D
De zwaartekracht

Slide 97 - Quiz

This item has no instructions

Op deze foto zie je een:
A
Stratovulkaan
B
Schildvulkaan
C
Calderavulkaan
D
Kratermeer

Slide 98 - Quiz

This item has no instructions

Wat is geen voorbeeld van hazard management/rampenbestrijding?

A
het nemen van bouwtechnische maatregelen
B
opstellen van een rampenplan
C
de aanleg van waarschuwingssystemen
D
het aanbieden van hulp na een natuurramp

Slide 99 - Quiz

This item has no instructions

Bekijk het gebouw hiernaast, deze maatregelen helpen tegen:
A
Vulkaanuitbarstingen
B
Tsunami's
C
Bosbranden
D
Aardbevingen

Slide 100 - Quiz

This item has no instructions

Je kunt precies voorspellen wanneer er een zware aardbeving gaat komen.
A
Ja
B
Nee
C
Een beetje

Slide 101 - Quiz

This item has no instructions

Je kunt voorspellen waar op aarde zware aardbevingen gaan komen in de toekomst.
A
Ja
B
Nee

Slide 102 - Quiz

This item has no instructions

Wat is slim om te doen na een tsunami alarm?
A
In de verstevigde kelder van je huis gaan zitten.
B
Buiten op een open terrein gaan staan.
C
Snel naar een hoog gelegen gebied gaan.
D
Met een boot zover mogelijk de zee op varen.

Slide 103 - Quiz

This item has no instructions

Wat is de juiste volgorde van de werking van een tsunami waarschuwing?
A
boei op zee voelt een golf > gegevens gaan naar een drijvende boei > gegevens gaan naar een satelliet > alarm gaat af bij een station op de kust
B
boei op zee voelt een golf > gegevens gaan naar een satelliet > alarm gaat af bij een station op de kust > gegevens gaan naar een satelliet
C
alarm gaat af bij een station op de kust > gegevens gaan naar een satelliet > boei op zee voelt een golf > gegevens gaan naar een drijvende boei >
D
boei op zee voelt een golf > gegevens gaan naar een satelliet > gegevens gaan naar een drijvende boei > alarm gaat af bij een station op de kust

Slide 104 - Quiz

This item has no instructions

Voorspellen wanneer een vulkaan gaat uitbarsten is:
A
Prima te doen.
B
Lastig.
C
Onmogelijk.
D
Onverwachte uitbarstingen zijn juist leuk, niet proberen ze te voorspellen dus!

Slide 105 - Quiz

This item has no instructions

Welk signaal hoort niet bij een aankomende vulkaanuitbarsting?
A
Extra zwaveluitstoot
B
Verhoogde temperatuur van de vulkaan
C
Lichte aardbevingen rond de vulkaan
D
Extra neerslag in het gebied rond de vulkaan

Slide 106 - Quiz

This item has no instructions

In welk land zal het hazardmanagement het best geregeld zijn.
A
Een land met een laag ontwikkelingspeil
B
Een land met een gemiddeld ontwikkelingspeil
C
Een land met een hoog ontwikkelingspeil

Slide 107 - Quiz

This item has no instructions

Sleep het getal steeds naar juist als de stelling klopt en onjuist als de stelling niet klopt.
1. Als je op volle zee op een groot schip vaart, merk je heel weinig van een tsunami.
2. De gemiddelde snelheid van een tsunami in volle zee kan oplopen tot 1.000 kilometer per uur.
3. Een tsunami wordt pas gevaarlijk in ondiep water.
4.  Het hypocentrum is de plaats op het aardoppervlak waar de aardbeving begint.
Beoordeel de stellingen. 
Juist

Onjuist
Juist

Onjuist
Juist

Onjuist
Juist

Onjuist

1
2
3
4

Slide 108 - Drag question

This item has no instructions

Sleep het getal steeds naar juist als de stelling klopt en onjuist als de stelling niet klopt.
1.  Japan heeft last van verschillende soorten natuurrampen.
2. Bij een transforme beweging gaan de platen langs elkaar.
3. Platentektoniek is de naam voor alle platen bij elkaar.
4. Platen bewegen vrij snel ten opzichte van elkaar.
Beoordeel de stellingen. 
Juist

Onjuist
Juist

Onjuist
Juist

Onjuist
Juist

Onjuist

1
2
3
4

Slide 109 - Drag question

This item has no instructions

Sleep het getal steeds naar juist als de stelling klopt en onjuist als de stelling niet klopt.
1. Je kunt voorspellen wanneer er ergens een aardbeving gaat plaatsvinden.
2. Je kunt voorspellen waar mogelijk een aardbeving zal gaan plaatsvinden in de toekomst.
3. Je kunt voorspellen wanneer er een vulkaan gaat uitbarsten.
4. Je kunt voorspellen waar in de toekomst een tsunami kan plaatsvinden.
Beoordeel de stellingen. 
Juist

Onjuist
Juist

Onjuist
Juist

Onjuist
Juist

Onjuist

1
2
3
4

Slide 110 - Drag question

This item has no instructions

Sleep het getal steeds naar juist als de stelling klopt en onjuist als de stelling niet klopt.
1. Vulkanen en aardbevingen komen voornamelijk voor bij plaatranden.
2. Platen kunnen op vier manieren ten opzichte van elkaar bewegen.
3. Rond de Grote Oceaan komen veel vulkanen en aardbevingen voor.
4. Exogene krachten werken van binnenuit op de aardkorst in.
Beoordeel de stellingen. 
Juist

Onjuist
Juist

Onjuist
Juist

Onjuist
Juist

Onjuist

1
2
3
4

Slide 111 - Drag question

This item has no instructions

Sleep de verschijnselen naar de juiste groep.
Endogene krachten
Exogene krachten
Neerslag
Aardbeving
Overstroming
Lawine
Vulkaanuitbarsting
Gebergtevorming
Tornado
Orkaan

Slide 112 - Drag question

This item has no instructions

Zet de begrippen op de juiste plek.
Mantel
Aardkorst
Binnenkern
Buitenkern
Convestiestroom

Slide 113 - Drag question

This item has no instructions

Welke zinnen zijn waar? Kies de juiste antwoorden.



A Oceaanplaten zijn dikker dan landplaten.
B Oceaanplaten zijn dunner dan landplaten.
C Landplaten zijn zwaarder dan oceaanplaten.
D Landplaten zijn lichter dan oceaanplaten.


A
A en B
B
C en D
C
A en C
D
B en D.

Slide 114 - Quiz

This item has no instructions

Eigenlijk gebeurden er in 2011 drie rampen achter elkaar in Japan. Wat is de juiste volgorde?

A
1 tsunami, 2 aardbeving, 3 ontploffing kerncentrale
B
1 ontploffing kerncentrale, 2 tsunami, 3 aardbeving
C
1 aardbeving, 2 ontploffing kerncentrale, 3 tsunami
D
1 aardbeving, 2 tsunami, 3 ontploffing kerncentrale

Slide 115 - Quiz

This item has no instructions

Bekijk de figuur. Waar staan alle juiste combinaties genoemd?

I toestromen van lucht, II opstijgende lucht, III verwarming van zeewater, IV ontstaan lagedrukgebied, V condensatie, ontstaan van wolken en regen
A
ID, IIB, IIIE, IVC, VA.
B
IE, IIA, IIIB, IVC, VD.
C
IA, IIE, IIIB, IVC, VD
D
IE, IIB, IIID, IVC, VA.

Slide 116 - Quiz

This item has no instructions

Op de foto regent het heel veel tijdens een orkaan. Wanneer verandert waterdamp in regen?
A
Bij opstijgende, afkoelende lucht. Bij opstijgende, afkoelende lucht.
B
Bij opstijgende, opwarmende lucht.
C
Bij dalende, afkoelende lucht.
D
Bij dalende, opwarmende lucht.

Slide 117 - Quiz

This item has no instructions

Waarom komen er in Nederland minder natuurrampen voor dan in Japan? Kies de juiste antwoorden.

A
Nederland ligt op de grens van platen, Japan niet.
B
Nederland is rijker dan Japan en kan de gevolgen van natuurrampen dus beter beperken.
C
Het is puur toeval dat er in Japan meer natuurrampen voorkomen. Nederland heeft geluk, Japan heeft pech.
D
Japan grenst aan een warme zee met kans op taifoens, Nederland grenst aan de veel koudere Noordzee zonder kans op orkanen.

Slide 118 - Quiz

This item has no instructions

Bekijk de tabel hiernaast.
Waar in de antwoorden staan de juiste combinaties?

A
I A, II B, III C
B
I C, II A, III B
C
I B, II A, III C
D
I C, II B, III A

Slide 119 - Quiz

This item has no instructions

Wat is de relatie tussen het ontwikkelingspeil van een land en hazard management?
A
Er is geen verband tussen het ontwikkelingspeil van een land en hazard management
B
Landen met een lager ontwikkelingspeil hebben meestal beter hazard management
C
Landen met een hoger ontwikkelingspeil hebben meestal beter hazard management
D
Landen met een hoger ontwikkelingspeil hebben meestal slechter hazard management

Slide 120 - Quiz

This item has no instructions

Wat is het belang van hazard management voor een land?
A
Het kan leiden tot meer natuurrampen
B
Het kan helpen om de impact van natuurrampen te verminderen en het land te beschermen
C
Het heeft geen belang voor een land
D
Het kan het ontwikkelingspeil van een land verminderen

Slide 121 - Quiz

This item has no instructions