Les 6.4 Waterevenwicht

Les 6.4 Waterevenwicht
1 / 25
next
Slide 1: Slide
ScheikundeMiddelbare schoolhavoLeerjaar 4

This lesson contains 25 slides, with text slides.

time-iconLesson duration is: 50 min

Items in this lesson

Les 6.4 Waterevenwicht

Slide 1 - Slide

Concentratie en de zuurgraad (in pH)
Zure oplossing: pH <7​
  • Hoe zuurder de oplossing, hoe lager de pH
Neutrale oplossing : pH =7​
Basische oplossing: pH > 7
  • Hoe basischer de oplossing, hoe hoger de pH

Slide 2 - Slide

Slide 3 - Slide

Concentratie en de zuurgraad (in pH)
  • Zuurgraad van een oplossing wordt uitgedrukt in een pH-waarde = concentratie H+-ionen.
  • Hoe hoger de zuurgraad, hoe lager de pH.

Slide 4 - Slide

Logaritmische relatie tussen [H+] en pH
  • Relatie is logaritmisch: daling van [H+] met factor 10 verhoogt pH met 1.
  • Formule: [H+]=10−𝑝𝐻 
  • pH berekenen: 𝑝𝐻=−log⁡[𝐻+]

Slide 5 - Slide

basische oplossingen en pOH
  • Concentratie OH− bepaalt basische sterkte.
  • Formule: [𝑂𝐻] = 10−𝑝𝑂𝐻
  • pOH berekenen: 𝑝𝑂𝐻=−log⁡[𝑂𝐻]

Slide 6 - Slide

waterevenwicht
  • Zuiver water heeft een pH van 7.
  • Concentratie H+-ionen in zuiver water: [𝐻+]=10−7 mol L−1
  • Watermoleculen reageren onderling in een zuur-basereactie: 
  •       Volledige reactie: H2O(l) + H2O(l) ⇄ H3O+(aq) + OH(aq)
  •       Vereenvoudigd: H2O(l) ⇄ H+(aq) + OH(aq)
  • evenwicht licht sterk links
  • In zuiver water [OH] = 10−7 mol L−1.

Slide 7 - Slide

verband tussen pH en pOH
  • Oplossen van zuur in water verhoogt [𝐻+], verlaagt [𝑂𝐻−]

pH en pOH zijn aan elkaar gekoppeld:
  • Hoe hoger de pH, hoe lager de pOH (en omgekeerd).
  • Som van pH en pOH altijd 14,00 bij 𝑇=289 K
  • pH + pOH = 14,00
  • Voorbeeld: bij pH = 2,40 is pOH = 11,60.

Slide 8 - Slide

significantieregels (geldt ook voor pOH)
1. Het aantal decimalen in de gegeven pH-waarde bepaalt het aantal significante cijfers in de berekende waarde van [H+].
  • BV: pH= 2,345, dan is [H+] = 10−pH = 10−2,345 = 4,52∙10−3 mol L−1.

2.  Het aantal significante cijfers in de waarde van [H+] bepaalt het aantal decimalen in de berekende pH-waarde.
  • BV: [H+] = 3,5∙10−4 mol L−1, dan is pH = −log [H+] = −log 3,5∙10−4 = 3,46.

Slide 9 - Slide

Voorbeeldopdracht 1
Zoutzuur is een oplossing van waterstofchloride in water.
Bereken de pH van zoutzuur als 1,2 g HCl wordt opgelost in 500 mL water.

Slide 10 - Slide

Voorbeeldopdracht 1
Zoutzuur is een oplossing van waterstofchloride in water.
Bereken de pH van zoutzuur als 1,2 g HCl wordt opgelost in 500 mL water.

Slide 11 - Slide

Voorbeeldopdracht 2
Appelsap bevat onder andere appelzuur. De pH van een bepaald merk appelsap bedraagt 3,6.
Bereken de concentratie H+ in het appelsap in mol L−1.

Slide 12 - Slide

Voorbeeldopdracht 2
Appelsap bevat onder andere appelzuur. De pH van een bepaald merk appelsap bedraagt 3,6.
Bereken de concentratie H+ in het appelsap in mol L−1.

Slide 13 - Slide

Voorbeeldopdracht 3
Natronloog is een basische oplossing.
Bereken de concentratie OH− in mol L−1 wanneer natronloog een pH heeft van 11,82 (T = 298 K).

Slide 14 - Slide

Voorbeeldopdracht 3
Natronloog is een basische oplossing.
Bereken de concentratie OH− in mol L−1 wanneer natronloog een pH heeft van 11,82 (T = 298 K).

Slide 15 - Slide

Voorbeeldopdracht 4
Bereken de pH van 0,95 M natronloog (T = 298 K).

Slide 16 - Slide

Voorbeeldopdracht 4
Bereken de pH van 0,95 M natronloog (T = 298 K).

Slide 17 - Slide

veranderen pH
pH kan op drie manieren worden veranderd:
  • Verdunnen van de oplossing.
  • Toevoegen van een zuur.
  • Toevoegen van een base.


Slide 18 - Slide

veranderen pH
Wat gebeurt met de pH als je een zure oplossing gaat verdunnen? 
  • [H+] daalt → pH stijgt.
Wat gebeurt met de pH als je een zure oplossing gaat verdunnen? 
  • [OH−] daalt → pH daalt.


Slide 19 - Slide

veranderen pH
Effect van toevoegen van een zuur
  • pH daalt.
  • Neutrale oplossing → zuur.
  • Basische oplossing → minder basisch.
  • Bij pH 7: basische oplossing is geneutraliseerd.

Slide 20 - Slide

veranderen pH
Effect van toevoegen van een base
  • pH stijgt.
  • Neutrale oplossing → basisch.
  • Zure oplossing → minder zuur.
  • Bij pH 7: zure oplossing is geneutraliseerd.


Slide 21 - Slide

Het bepalen van de pH
Methoden om de pH te bepalen:
  • pH bepalen met zuur-base-indicatoren (ruwe schatting).


  • pH bepalen met een pH-meter (nauwkeurige meting). (pH-meter)

Slide 22 - Slide

Voorbeeldopdracht 5
Inge wil weten wat de pH van een oplossing is. Ze verdeelt de oplossing over twee reageerbuizen. Aan de eerste buis voegt ze een druppel methyloranje-oplossing toe, waarna de oplossing rood kleurt. Aan de tweede buis voegt ze een druppel thymolblauw-oplossing toe, waarna de oplossing geel kleurt.
Geef zo nauwkeurig mogelijk de pH van de oplossing. Licht je antwoord toe met behulp van gegevens uit Binas tabel 52A.

Slide 23 - Slide

Voorbeeldopdracht 5
Inge wil weten wat de pH van een oplossing is. Ze verdeelt de oplossing over twee reageerbuizen. Aan de eerste buis voegt ze een druppel methyloranje-oplossing toe, waarna de oplossing rood kleurt. Aan de tweede buis voegt ze een druppel thymolblauw-oplossing toe, waarna de oplossing geel kleurt.
Geef zo nauwkeurig mogelijk de pH van de oplossing. Licht je antwoord toe met behulp van gegevens uit Binas tabel 52A.



Uitwerking
Methyloranje kleurt rood bij een pH lager dan 3,2.
Thymolblauw kleurt geel bij een pH hoger dan 2,8 en lager dan 8,0.
Conclusie: de pH van de oplossing ligt tussen 2,8 en 3,2 in.

Slide 24 - Slide

Maken: 

Slide 25 - Slide