This lesson contains 24 slides, with interactive quizzes, text slides and 2 videos.
Items in this lesson
Ik ben te laat, want de brug stond open.
Slide 1 - Slide
Slide 2 - Video
Waarom ben je te laat?
Ik ben te laat, want de brug stond open.
Je geeft een reden. Het tekstverband is reden. Aan het woordje want kan je zien dat het gaat om een reden. Want is het signaalwoord.
Slide 3 - Slide
Slide 4 - Video
Sommige mensen worden heel bruin in de zon, bijvoorbeeld mijn buurvrouw. Ze komt altijd erg bruin terug van vakantie.
Slide 5 - Slide
Een signaalwoord geeft een verband aan.
We hebben veel tekstverbanden. Deze les leer je: Tegenstelling, voorbeeld, opsomming en conclusie.
Slide 6 - Slide
Sommige mensen worden heel bruin in de zon, bijvoorbeeld mijn buurvrouw. Ze komt altijd erg bruin terug van vakantie.
Tekst
Voorbeeld
Slide 7 - Slide
Tekstverband voorbeeld
Signaalwoorden: bijvoorbeeld, neem nou en onder andere.
Ik heb een chill rooster. Neem nou de vrijdag, dan ben ik in de middag vrij.
Slide 8 - Slide
Tegenstelling
Er zit een tegenstelling in de zin. Dus je zegt eigenlijk het tegenovergestelde.
Slide 9 - Slide
tegenstelling
Ik houd van uitslapen, maar ik moet vroeg mijn bed uit.
Slide 10 - Slide
Welke signaalwoorden horen bij een tegenstelling?
Maar, toch, echter.
Ik heb een hekel aan wiskunde, toch heb ik het huiswerk af.
Slide 11 - Slide
Een signaalwoord
Een signaalwoord is net als een lampje.
Bij een woord zoals bijvoorbeeld moet er een lampje gaan branden. Bijvoorbeeld, hey er wordt een voorbeeld gegeven!
Slide 12 - Slide
Opsomming
Slide 13 - Slide
Bij een opsomming noem je meerdere dingen.
Ik moet altijd denken aan mijn moeder. Die vertelde dan wat ik allemaal nog moest doen: kamer opruimen, caviahok verschonen, stofzuigen op mijn kamer en naar sport fietsen.
Slide 14 - Slide
Opsomming
Signaalwoorden: ten eerste, ten slotte, ook, bovendien, en.
Ten eerste moet je je kamer opruimen. En ten tweede moet je je caviahok verschonen. Je moet bovendien nog je kamer opruimen.
Slide 15 - Slide
Wat moet jij allemaal nog doen vandaag? Som drie dingen op. Maak gebruik van signaalwoorden (ten eerste, bovendien, en, ook, ten slotte).
Slide 16 - Open question
Dus.. conclusie.. we moeten allemaal nog een hoop doen vandaag.
Dat is de laatste voor vandaag. Een conclusie.
Signaalwoorden zijn: dus, kortom, de conclusie is.
Slide 17 - Slide
Na een urenlange rechtzaak: Dus u krijgt drie jaar cel.
Slide 18 - Slide
Sommige collega's spelen badminton. Mevrouw van Hees speelt daarentegen tennis.
A
voorbeeld
B
conclusie
C
tegenstelling
D
opsomming
Slide 19 - Quiz
Ik houd heel erg van hartig eten. Neem nou kaasstengels. Die kan je toch niet laten liggen?
A
voorbeeld
B
opsomming
C
tegenstelling
D
conclusie
Slide 20 - Quiz
De maandag is voor de juf druk. Eerst lesgeven, daarna haar mail checken en ten slotte nog tennissen in de avond.
A
voorbeeld
B
opsomming
C
tegenstelling
D
conclusie
Slide 21 - Quiz
Iedereen doet goed mee. Dus jullie verdienen een compliment.
A
conclusie
B
voorbeeld
C
opsomming
D
tegenstelling
Slide 22 - Quiz
Goed gedaan!
Slide 23 - Slide
Is het duidelijk wat een tekstverband is? En een signaalwoord.