Scanderen

lang
kort of lang
ar
ma
vir
um
que
ca
ca
ca
ca
1 / 21
next
Slide 1: Drag question
Klassieke TalenMiddelbare schoolvwoLeerjaar 5

This lesson contains 21 slides, with interactive quizzes and text slides.

Items in this lesson

lang
kort of lang
ar
ma
vir
um
que
ca
ca
ca
ca

Slide 1 - Drag question

scanderen

Slide 2 - Slide

Hoe heet het metrum waarin de metamorfosen zijn geschreven?
A
dactylus
B
spondaeus
C
dactylische hexameter
D
spondaeïsche hexameter

Slide 3 - Quiz

Hoe heten de metrische bouwstenen van een versregel?
A
voeten
B
handen
C
vingers
D
tenen

Slide 4 - Quiz

welke voet kom je in een dactylische hexameter tegen?
A
— ∪ ∪
B
— ∪ —
C
∪ ∪ —
D
∪ — ∪

Slide 5 - Quiz

Welk van de volgende voeten past in een dactylische hexameter in plaats van — ∪ ∪ ?
A
∪ ∪ ∪ ∪
B
— —
C
∪ ∪ —
D
— ∪ ∪ —

Slide 6 - Quiz

Waar zeggen — en ∪ eigenlijk iets over?
A
toonhoogte
B
lengte van de lettergreep
C
klemtoon
D
tromgeroffel

Slide 7 - Quiz

sowieso lang (_)
kan kort, kan lang
de eerste lettergreep van een vers

de laatste twee lettergrepen van een vers
de eerste lettergreep van een versvoet

een lettergreep als "oe"
een lettergreep als "arm"
een lettergreep als "atr"

Slide 8 - Drag question

Wat kan je meteen invullen bij het scanderen?
A
het begin van de versregel
B
het eind van de versregel
C
het begin én het eind van de versregel
D
het midden van de versregel

Slide 9 - Quiz

Een tweeklank (ae, au, oe) is van nature
A
lang
B
kort

Slide 10 - Quiz

losse klinkers zijn
A
altijd kort
B
soms lang, soms kort

Slide 11 - Quiz

Wat is niet waar?
A
QU telt als één medeklinker
B
X telt als twee medeklinkers
C
Z telt als twee medeklinkers
D
een I is altijd een medeklinker (J)

Slide 12 - Quiz

Slide 13 - Slide

Hoe heet het omcirkelde verschijnsel op de vorige dia?
A
muta cum liquida
B
elisie
C
versus spondiacus
D
hiaat

Slide 14 - Quiz

En hoe wordt "gremio Ascanium" dan eigenlijk uitgesproken?
A
gremio'scanium
B
gremi'Ascanium
C
gremiowascanium

Slide 15 - Quiz

Slide 16 - Slide

Hoe moet je het ontbrekende deel scanderen?
A
— — |—∪|— ∪ ∪
B
∪ ∪—| ∪ ∪—| ∪ —
C
— ∪ ∪|— ∪ ∪|— ∪ ∪
D
— — |— —|— ∪ ∪

Slide 17 - Quiz

Slide 18 - Slide

non coeptae adsurgunt turres, non arma iuventus

Wat is NIET waar?
A
bij de laatste twee woorden vindt elisie plaats
B
er zitten in de eerste 3 woorden alleen spondeeën
C
de laatste i spreek je uit als een j
D
de oe in coeptae spreek je uit als oi

Slide 19 - Quiz

Slide 20 - Slide

In nova fert animus mutatas dicere formas

lang
kort
in
no
va
fert
a
ni
mus
mu
ta
tas
di
ce
re
for
mas

Slide 21 - Drag question